ten oosten van de Huigbrouwersteeg werd drooggemaakt en dat in
1492 de bebouwing aan de noordzijde van de Laat nog niet veel
verder gevorderd was dan even voorbij de Huigbrouwersteeg, want
straten als de Kapelsteeg, Kitsteeg en Zoutsteeg komen in het kohier
van 1492 niet voor26 In het stadsarchief bevinden zich enige leggers
uit de jaren 1530-154227). Verreweg de meeste leggers zijn onvolle
dig, doch niettemin laten zich bepaalde conclusies trekken. In een
legger van 1538, doch opgemaakt naar een lijst van 1529/153028),
worden 8 personen in „die Plempersteech" Kapelsteeg) genoemd,
waarvan er enige in latere jaren op de Laat blijken te wonen. Wellicht
strekte toen het water van de Laat nog niet zo ver oostelijk en in alle
geval blijkt, dat de bewoning ten oosten van de Kapelsteeg niet zeer
dicht kan zijn geweest. Hetzelfde blijkt overigens uit een legger van
1532, want daarin heeft men vanaf de Huigbrouwersteeg „die
noortzijde van de Leedt met die Plempersteech ende by oosten 't
Capell" bij elkaar genomen29). Blijkens de leggers van 1532 en 1533
woonden in de Kapelsteeg 5 personen en op de Laat beoosten deze
steeg 11 personen. In twee leggers van 1534 worden 13 personen ten
oosten van de Kapelsteeg genoemd. Als wij hier de 7 in 1539
uitgegeven percelen bij optellen, dan komen wij op een aantal van 20
percelen. Dit klopt precies met de kaart van Drebbel, want tussen de
Kapelsteeg en de Kitsteeg tel ik inderdaad 20 huizen. In 1539 was
derhalve de landwinning gevorderd tot aan de Kitsteeg.
Op 8 augustus 1543 werd opnieuw een perceel tussen Verdron-
kenoord en Laat verkocht, n.1. aan Pieter Aerntsz, die er een
achtkante molen op mocht bouwen30). Het perceel was 24 voeten
breed en aan weerszijden moesten 18 voeten als straat blijven liggen.
We nemen wederom de kaart ter hand en constateren dat het gebied
tussen Kitsteeg en Zoutsteeg uitzonderlijk klein is. Geen wonder,
want hier lag oudtijds de molenwerf van Pieter Aerntsz. Ten oosten
van deze werf lag in 1543 een perceel dat als „stede erff' wordt
aangeduid. In 1558 was dit perceel kennelijk nog niet bebouwd en
ten oosten daarvan stond de runmolen van Jel Comelisz en daar weer
ten oosten van lag nieuwgemaakt land31Dit land moet kort voor
1555 zijn ontstaan, want op 21 oktober van dat jaar besloten
burgemeesteren „het nyeuwe angemaeckte lant leggende in de Voor-
meer" te verkopen32) en op 10 maart 1559 kreeg Jel Comelisz
toestemming om zijn nieuwe schuur „upt eynde van de Leedt" met
riet te dekken33Op 19 febmari 1560 ontvingen Toenis Heertges en
Dirck Maertsz een lening om elk een zoutkeet buiten de stad op te
366