Rond de Laat
door W. A. Fasel
In mijn boekje „Alkmaar in het Drijfzand" heb ik verondersteld
dat in 1519 de Laat, het Verdronkenoord en het Luttik Oudorp hun
huidige lengte hadden bereikt1). Ik geloof dat ik te optimistisch ben
geweest, zodat deze veronderstelling rectificatie behoeft. Door het
vinden van tal van nieuwe gegevens is het mogelijk onze kennis van
de uitbreidingen van Alkmaar te vergroten, al blijven er vele vragen
open. We beginnen met de Laat en omgeving en bewaren de rest van
het Oostelijk Stadsdeel tot een later stadium.
Over de stadsuitbreiding is al eens eerder geschreven, n.1. door
W.B. Peteri in zijn omstreeks 1913 verschenen dissertatie „Overheids
bemoeiingen met stedebouw tot aan de Vrede van Munster". Een
weinig bekend proefschrift, waarnaar dan ook zelden verwezen
wordt, hoewel de schrijver met de hulp van de heer Bruinvis veel
gegevens heeft bijeengebracht. Een minder gelukkige omstandigheid
was echter, dat de nogal eigenzinnige opvattingen van Bruinvis over
de geschiedenis van Alkmaar volledig tot hun recht zijn gekomen. Zo
kunnen we lezen dat de nederzetting of buurtschap Alkmaar dateert
van 550, dat volgens de overleveringen ene Aldegeldis in 720 de
buurtschap beter deed optimmeren, dat de buurtschap in 725 al was
omwald en dat in 855 een houten christenkerk werd gesticht.
Uiteraard zijn dit fabels, die door geen bronnen worden bevestigd.
Ook zijn bewering dat het Ritsenvoort en de Koorstraat oudtijds de
oever van de Voormeer vormden en dat de Laat een natuurlijke
waterloop is, zal moeilijk te bewijzen zijn.
In feite weten we niet met zekerheid of de Laat een natuurlijke
dan wel een gegraven waterloop is. Indien echter het laatste het geval
is, dan ligt het voor de hand dat, naar mate de Voormeer verder naar
het oosten werd teruggedrongen, de Laat langer is geworden. Er
liggen hier verschillende problemen. Allereerst het feit, dat de
Breedstraat (eerder Luttike Nieuwesloot en Kaksloot geheten) door
verschillende schrijvers als het haventje van Alkmaar wordt aange
wezen. De belening in 1387 van een huis en een hofstede „doergaen-
de van de Voerstrate tot aen die haven toe"2), bracht hen kennelijk
op die gedachte. Met de Voerstrate is naar ik aanneem de Langestraat
361