gebouwd verleden(2) l.f.m. landzaat
1).
P. VERHOEVEN
Nederzettings-vormen (dorpen)
Onder een nederzetting verstaan we een plaats, waar een groep t
mensen zich permanent heeft gevestigd. De noodzaak tot het
permanent vestigen ontstond op het moment, dat de landbouw
belangrijk begon te worden, (ca. 3000 voor Chr.)
Van deze vroegste prehistorische vestigingen (Alkmaar 1500 voor
Chr.) zijn alleen d.m.v. archeologische onderzoeken sporen terug te
vinden.
Wat ons thans aan nederzettings-vorm rest zijn dorpen en steden, die
in het algemeen zijn ontstaan in de middeleeuwen.
Omdat steden vaak gegroeid zijn uit de belangrijk wordende dorpen,
leert het bestuderen van nog bestaande dorpsvormen ons vaak iets
over de vroegste stadsvormen.
Omtrent de reden van het ontstaan van een dorp op een bepaalde
plaats zullen we moeten gissen. Duidelijk is echter, dat de aangetrof
fen bodemgesteldheid en de strategische ligging t.o.v. omringende
gebieden belangrijk zullen zijn geweest.
Dorps-plattegronden worden dan ook vooral bepaald door de plaat
selijke bodemgesteldheid en wegenstruktuur.
Op de hogere zandgronden in het Gooi, Drenthe en Noord-Brabant
had men het betrekkelijk makkelijk. Er was vaste grond voldoende
aanwezig en er bestond geen overstromingsgevaar. De daar ontstane
dorpen tonen dan ook een spontane groei, die gekenmerkt wordt
door onregelmatigheid met als enige bijzonderheid het voorkomen
van één of meer brinken, (een brink is een open plek, die voor
gemeenschappelijke doeleinden gebruikt werd).
We noemen dit type het brinkdorp, (zie schematische weergave fig.
Voorbeelden van brinkdorpen zijn Dwingeloo in Drenthe, Loon in
Noord-Brabant en Laren in het Gooi.
330