straatnamen sloot behoudende, het steegje na bij de Paardenmarkt, juist de plek waar de jonge Wollebrand het weeshuis ontvluchtte, de Wollebrabdgleinsensteeg te doo- pen? Daar staan geen huizenaan, is mij reeds opgemerkt, maar het is mij niet te doen om huizen, maar om het naambordje. Die het ziet en leest zal er meer van willen weten, en dan is het doel bereikt. No. 10. De Drebbelstraat. De loffelijke zucht om groote man nen te vereeren heeft B en W bewogen de Gedempte Korte Nieuwe Sloot, van het Hof (waarom gelijkt het nu zoo ruime plein zoo weinig op een hof?) tot het Kanaal, naar onze Drebbel te noemen. Zij meenen, dat de door hem gedane uitvinding en de dienst door hem daarmede aan de menschheid bewezen, hem aanspraak op deze onderschei ding geeft. Juist omdat ik de goede bedoeling zoo waardeer, doet het mij leed mij in de oppo sitie te moeten stellen, en wel omdat, naar mijne overtuiging, Drebbel niet tot de groote man nen kan gerekend worden en niet zulke gewichtige uitvindingen heeft gedaan, dat hij de mensch heid aan zich verplicht heeft. In het voorstel van B en W brengt eene zinspeling op de Brillen- steeg mij op het vermoeden, dat hij voor den uitvinder der brillen gehouden wordt, maar zelfs zijn hoogdravende lofredenaar C. van der Woude spreekt daarvan in zijn Kronijck van Alckmaer volstrekt niet, evenmin als zijne andere levensbeschrijvers. De uitvinding der microscopen en verrekijkers heeft hij zich laten aanleunen, maar het is buiten twijfel, dat hij daarop geene aan spraak mag maken; die van den thermometer wordt eveneens be- twijffeld. V/d Woude noemt de eene even min als de andere; daarentegen een aantal zaken, welke wij niet anders kunnen beschouwen als behoorende tot het ook door goochelaars zoo gaarne betreden gebied der Physique amusante, een middel voor Drebbel om aan de Hoven van Engeland en Oos tenrijk bijval te verwerven. Het eerste en zeker voornaamste der door v/d Woude genoemde vin dingen is die van een Perpetuum mobile, het a priori onmogelijke, het droombeeld van zoo vele on wetenschappelijke lieden. Vol gens den geschiedschrijver Brandt, had Drebbel een door P. Jsz. Hooft en J. de Graaf vervaar digde toestel, bestemd om eeu wig in beweging te blijven, met misbruik van hun vertrouwen naar Engeland gevoerd, maar was hij niet in staat het werk te herstellen, toen een der raderen door den Koningin beschadigd was. Reeds het Historisch Woor denboek (bijvoegsel van het Schouwburg der Nederlanden) uitgegeven te Antwerpen in 1776, schreef na de optelling van Drebbels kunsten: „Dit alles wordt op de allervolstandigste wijze verhaeld in den jaerboek 235

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1979 | | pagina 17