raadselen
geheime raadsnotulen 5) blijkt niet,
dat de geruchten omtrent Nagelvoort
juist waren, noch wat de inspecteur
had geadviseerd. Duidelijk is echter,
dat het enthousiasme voor Nagel
voort sterk was gedaald. Ook de
voorzitter wilde hem niet meer. Ge
zien 's mans „denkbeelden" vreesde
hij namelijk, dat de Commissie voor
de Stadsapotheek en bloc zou bedan
ken als hij benoemd werd. Besloten
werd Nagelvoort weliswaar nr. 1 op
de voordracht te plaatsen, maar een
ander te kiezen. Bij de eerste stem
ming kregen Van Riel en Boursse elk
5 stemmen en Nagelvoort 1 stem,
met 1 stem blanco. Bij de herstem
ming werd Van Riel benoemd met 7
tegen 5 stemmen.
En toen waren de rapen gaar. Op 9
mei schreven de commissarissen
voor de Stadsapotheek een brief 6),
waarin zij verklaarden de missive
van B. en W., waarin kennis werd
gegeven van de benoeming van J. B.
Nagelvoort, te hebben ontvangen.
Aangezien door deze benoeming hun
verantwoordelijkheden te groot zou
den worden, boden zij hun ontslag
aan. Er zat namelijk een addertje
onder het gras, hetgeen geopenbaard
werd in de brief van B. en W. aan de
Raad van 17 mei 1878 7). Kort na de
benoeming was B. en W. namelijk ter
ore gekomen, dat J. van Riel behoor
de tot degenen, die door het Alge
meen Ziekenfonds te Amsterdam
onlangs ontslagen waren wegens
knoeierijen. Van Riel was thans apo
thekersknecht te Gouda, reden waar
om het onderzoek naar zijn antece
denten zeer onzorgvuldig was ge
weest. In de raadsvergadering van 28
mei werd uiteraard achter gesloten
deuren de benoeming van Van
Riel ingetrokken en werd JJBours
se (die telegrafisch gevraagd was zich
opnieuw candidaat te stellen) be
noemd. Deze kon de goedkeuring
van de Commissie voor de Stadsapo
theek wegdragen, zodat de leden hun
ontslag introkken en de Raad be
dankten voor het in hen gestelde
vertrouwen.
Eind goed al goed zou men denken,
doch onder de oppervlakte broeide
het. Het was voor iedereen duidelijk
dat de Raad een échec had geleden
door iemand te benoemen, die nooit
benoemd had mogen worden. Er had
dus niets anders opgezeten dan te
zwichten voor de ontslagname van
de commissie en de benoeming in te
trekken. Voor burgemeester Maclai-
ne Pont een verre van gemakkelijk
heer zal dit moeilijk te verteren
zijn geweest, maar ook de commissie
had haar grieven. Zij was namelijk
geheel buiten de benoemingsproce
dure gehouden. Tevens is het nauwe
lijks aan te nemen, dat op 3 april
spontaan werd besloten Nagelvoort
uit te nodigen zijn gedachten kenbaar
te maken en dat deze reeds op 5 april
zijn „denkbeelden" gereed had. Ver
moedelijk zit er veel meer achter.
Merkwaardig is dat de burgemeester
zich zeer beijverde om aan Nagel
voort een schadevergoeding van
200,toe te bedelen, zijnde een
niet gering bedrag in die tijd. In alle
geval staat vast, dat de „denkbeel
den" niet tegelijk met de auteur wer
den afgevoerd. Het gemeentebestuur
ging zich intensiever met de stads
apotheek bemoeien, o.m. door het
brengen van een inspectiebezoek.
Tijdens dit bezoek klaagden de com
missieleden, dat de stadsgeneesheren
„grote hoeveelheden" medicijnen
aan de armen voorschreven en zich
niet hielden aan de verstrekkingslijst
van geneesmiddelen ten behoeve van
de armen, de z.g. pharmacopaea
pauperum. De stadsapotheker be
klaagde zich over de commissie, die
204