alkmaarse
dames heeren
J. MEURS
Na de misprijzende woorden
van de Amicis in ons vorig
nummer nu tot slot aan het
woord de Duitse Hervormde
predikant en kostschoolhouder
F. W. Dethmar tijdens een reis
door Nederland van 1835-1838.
Op deze reis doet hij ook Alk
maar aan en schrijft daarvan:
Aanzienlijke vrouwen zag ik
niet voor de vensters zitten en
die ik ontmoette, droegen op
haar gelaat den stempel van stil
le huiselijkheid, eenvoudigheid
en tevredenheid.
Zij komen mij echter voor
meer gelijkheid op elkander te
hebben, dan in de zuidelijke ge
deelten der Provincie: blaauwe
en lichtbruine ogen. blond haar.
goede, zelfs grote taille, blanke
tint. bloeiende wangen en roode
lippen.
Na het diner in het logement
verlangt het gezelschap naar een
glas Rijnwijn.
Op het geluid der blinkende
schel, die op tafel stond, kwam
geen knecht, maar een meisje
binnen, dat in schoonheid vele
voorname dames overtrof. Ter
eere van mijn gezelschap moet
ik vermelden, dat niemand zich
veroorloofde eenige gekheid
met haar te maken.
Daar stond het goede kind
zonder de minste verlegenheid
en wachtte met alle geduld op
hetgeen ik bestellen wilde.
Na deze lovende woorden
tenslotte C. W. Bruinvis, ou
d-archivaris en Alkmaar-ken
ner. die in 1907 over de genoe
gens van de Alkmaarse Heeren
begin 19e eeuw het volgende
schrijft:
De mannelijke helft vond
veelvuldige gelegenheid tot on
derling gezellig verkeer in de
Sociëteit in de Langestraat. het
Groote Koffiehuis aan het Ver-
dronkenoord of het Kleine Kof
fiehuis aan de Lange Nieuwes-
loot. Voorts vond men verpo
zing in het Noordhollandsch
Koffiehuis op het Luttik Ou-
dorp of in het Hok aan het
Schapensteegje. De kleine bur
ger-, werklieden- en dienstbare
standen vermaakten zich op
Zondagen vooral in de van kolf
banen voorziene herbergen de
Vier Staten, het Zwaantje (bij
de Middenhout) en de Keizers
kroon. vroeger Keizer Otto ge
noemd. links van de ingang der
Boekenlaan (=de Beukenlaan,
de huidige Julianalaan in de
Hout).
SLOT.
84