En Weetlust kan ook hier niet nalaten zijn plaats in het gedicht van Claes
Bruin op te eisen.
Maar wie word hier in zegepraal gedraagen
Met eenen schat van zilver overlaên,
Door maagdendie in t wit zyn aangedaan
Dees dochter weet, hoe jong zy is van jaaren,
Haar stemmigheid gantsch kunstig te bewaaren.
Dus wierd voorheen de Veldheer met zyn schild
Te Rome door het krygsvolk opgetilt.
Wat wil toch zulk een ommegang bedieden
Waarop Waarmond antwoordt:
De Pinksterbloem word dus by deeze lieden
Met zang en spel eens in het jaar geviert.
Dit 's de oorzaak, dat dees maagd dus is verciert.
Op dat ogenblik mengt de oude Andries als Goedaard zich in het gesprek,
want hij weet er immers nog veel meer van!
Hoe vreemd u dit ook mag in de oogen blinken
Noch vreemder zal het u in de ooren klinken,
Hoe 't huwen hier weleer heeft toegegaan
En mooglijk noch.
Ai doe my dit verstaan, roept Weetlust nieuwsgierig geworden.
Waarop zijn vader voortgaat:
Een jongman, die tot trouwen is genegen
Speelt nimmer, om een viyster te bewegen.
Den minnaar door gewoone vryery.
Door giften of geschenk van lekkemy,
Noch zoekt haardoor zyn vleitaal te bepraaten,
Maar maakt, door een Uitroeper langs de straaten
Zyn wensch bekent, die op een bekken slaat
En dan zich dus voor ieder hooren laat:
'O MaagdenreiDie wars zyt en afkeerig
'Van de eenzaamheid en tot den Echt begeerig,
'Vervoeg u in die herberg. Daar men zal
"Een keur doen van een huwelyksgeval.
"Elk doe om zich behaagelyk te maaken
'Zyn best om aan een Echtgenoot te raaken.
Het uur daar toe is naauwelyks vervult
Of ieder maagd laat zich, op t fraaist gehult
192