Reciteren zonder gekwek er tussendoor
De belangrijkste bezigheid tijdens de vergaderingen was het reciteren. De
leden bereidden een door hen uitgezocht stuk voor en droegen dat voor. Enkele
titels: 'Herfstzang' (door P. Alblas); 'Huwelijks beletselen' (A. Margadant);
'Het ruige spook' (J. Paardekoper); 'Hinderlijke eenvoudigheid' (idem); 'De
wanhopende minnaar' (J. Paardekoper); 'De Gods Loochenaar' (idem); 'Piet
die niet trouwen wou en Kees die getrouwd is'.
Tijden veranderen kennelijk niet zoveel, want er kwamen klachten van
reciteerders dat er tijdens hun act tussendoor gepraat werd. Een gepaste
maatregel volgde. Op de 47e vergadering (7 nov. 1859) werd besloten dat 'er
niet meer tussendoor gepraat mag worden. De president stelde in dat een
ieder die onder het reciteren met praatzucht of het een of ander lastig valt
eene boete zal betalen van 2 cent'.
Ook op een ander vlak blijkt dat er een grote behoefte was aan regels.
Men kon niet zomaar wat doen. Op de vergadering van 10 okt. 1859 waren
'wegens ongesteldheid' niet aanwezig A. Margadant, J. Timmerman en K.
Roodenburg. Op G. Slot, waarvan men de oorzaak van afwezigheid niet weet,
werd 'een kleine tijd gewacht'. De volgende vergadering constateerde president
Paardekoper tevreden dat iedereen op tijd aanwezig was, behalve G. Slot.
Deze kreeg nog op die avond een brief, waarin hij op het matje geroepen
werd. Slot was daartoe niet bereid en wilde de president spreken. Op de
daarop volgende vergadering heeft men 'onderling goed gevonden om
G. Slot als lid van de Rederijkerskamer te bedanken'.
Naast het in besloten kring reciteren trad Amicitia uiteraard ook naar bui
ten, waarbij als opvallend aspect de sociale functie van de kamer naar voren
komt.
De eerste openbare voorstellingen en de sociale rol
De allereerste 'publieke vergadering' vond plaats op 21 januari 1859 bij
Voerman in de Vergulde Valk. Opgevoerd werd 'De liefde op de proef' en
'Kantoor opstand'. De tweede in mei 1859 met 'De redelijke minnaar', Van
onder op en van boven neer' en 'De bastaard'.
Tijdens de 49e vergadering (21 nov. 1859) werd besloten dat de derde
openbare voorstelling op 11 dec. 1859 plaats zal vinden. De vraag was waar.
Bij (E.) Voerman of bij (J.) Timmerman? Aan de democratische aanpak man
keerde niets, er werd gestemd. Lastig werd het toen bleek dat Voerman en
Timmerman evenveel stemmen hadden gekregen. Men pakte het nu grondig
aan en ging naar neutraal terrein: 'zo zijn zij ontboden om in de kerkekamer
te komen om erover te loten en daar Trijntje Timmerman het lot getrokken
heeft, zo zal men de publieke voorstelling bij de heer J. Timmerman houden
in de Roode Leeuw'.
110