aan het lid Geerke was opgedragen, doch die dezelve door bijzondere om
standigheden niet kon vervullen'.
Zoals al bleek uit de kwestie Geerke bleef de afwezigheid bij repetities
een probleem. De strenge regels daarbij bleven gehandhaafd: op 29 nov.
1869 betaalde D. Spruit 10 cent boete omdat hij op 17 nov. daarvoor zonder
kennisgeving was weggebleven.
Voorzover uit de notulen is op te maken was er vanaf het begin sprake
van een 'algemene', een 'geloofsneutrale' vereniging. Nooit een opening of
sluiting met gebed, met één uitzondering. De openbare vergadering van 26
dec. 1869 werd aan het slot door de president de aanwezigen 'veel heil en
zegen' voor het nieuwe jaar toegewenst, waarop hij eindigde 'met de ont
boezeming dat 's Heeren zegen op u daalt'.
Dat nieuwe leden vaak al bij voorbaat een rol toebedeeld kregen, bleek
ook in 1870 toen het nieuw uit nodigen lid Joh. Pels direct verzocht werd de
rol van Voerman in 'Drie genieën op eene kamer' over te nemen. Meestal
moest een nieuw lid, voordat er over zijn toelating gestemd werd, een proeve
van bekwaamheid afleggen. Zo staat in de notulen van 26 sept. 1870: 'de
proef van de Heer de Boorder is tamelijk goed uitgevallen'. Een stemming
volgde dan, in dit geval werd De Boorder met algemene stemmen geaccepteerd.
In ieder geval vonden vanaf 1869 de vergaderingen plaats in de Vergulde
Valk. De nieuwe eigenaar M. V. Ivangh werd verzocht 'hiervoor een vrij lo
kaal beschikbaar te stellen'. Ook de openbare vergaderingen werden daar
gehouden onder de volgende voorwaarden: 'op de vergaderingen moet vuur
en licht kosteloos door de kastelein worden verstrekt, verder het bier tegen
f 0,15 de halve fles en de grog tegen f 0,15 het glas. De kastelein is verplicht
bij de opening de gelagkamer te ontruimen en gedurende de voorstelling
niemand dan reizigers hierin toe te laten'.
Verongelijktheid van penningmeester Alblas leidde in 1870 bijna tot een
crisis. Volgens 'art. 31hoofdstuk 3 van de wet' had de penningmeester me
de het recht de rollen te verdelen. Wat wilde het geval? De vice-president en
de secretaris hadden eigenmachtig een rol aan Schermer toegekend en Alblas
stelde nu voor om de wet te veranderen in die zin dat de penningmeester
niet meer mee zou doen aan de rollenverdeling. Zijn voorstel werd verwor
pen en Alblas trad af, gevolgd door de secretaris. Discussie volgde. Alblas
trok zijn voorstel in en de secretaris keerde weer terug op zijn post.
Ook commotie in 1875, toen J. Messchaert en J. Burgers 'geen genoegen
namen met hun rol'. Een discussie volgde, maar 'de genoemde heren konden
niet tot andere gedachten worden gebracht'. Omdat de beide heren volgens
het bestuur geen 'wettige' reden voor de weigering hadden, werden werd
hen tijdens de volgende vergadering het lidmaatschap ontnomen. Tijdens de
vergadering daarna werd dit beleid tot wet verklaard: weigering betekende
ontslag als lid.
118