Aan het eind van de vergadering nam de nieuwe president het woord: 'hij
bedankte de aftredende voorzitter voor zijn ijverig beheer en voor zijn zacht
zinnige leiding. Tevens zijn overtuiging te kennis gevende van zijn eigen op
lopend en driftig karakter. Verzoekende de leden ingeval hij zich eens driftig
mocht maken dit hem niet ten kwade te duiden daar hij menigmalen had
ondervonden dat een woord in drift gesproken hem later berouwde en hij
dus dienaangaande op enige toegevendheid rekende'.
Nog steeds geen vrouwen op het toneel bij openbare uitvoeringen, maar
tijden veranderden.
Eindelijk is het dan zover
Het aantal vrouwelijke speelsters was heel klein. Op zaterdag 24 juni
1865 was het zover dat in een grote uitvoering een vrouw ten tonele kwam.
Er werd een kamerspel te herinnering aan de slag bij Waterloo opgevoerd.
Als 'personen in de allegorie' vertolkte Jb. Pijper de schim van Napoleon, E.
Voerman verbeeldde Willem I en voor de eerste keer verscheen er in een
grote uitvoering een vrouw op het toneel. Het invullen van de rol van
'Nederlandsche Maagd' maakte dat ook wel nodig. De keuze was gevallen op
Mejufrouw A. W. Sacré. Driehonderd aanwezigen waren hiervan getuige. Op
dezelfde avond viel ook de jongejuffrouw J. Diederik als Lotje te bewonde
ren. Waarschijnlijk vertolkte J. Diederik al enige tijd daarvoor deze rol in een
kleiner gezelschap.
Het is nog steeds de tijd van regel is regel.
Strengheid, regels, soms onenigheid en geldnood
Het te laat komen of het helemaal verstek laten gaan was de president
nog steeds een doorn in het oog. Uitgebreid werd in oktober 1866 gesproken
over het door de penningmeester, op verzoek van de president, gedane voor
stel om de leden die te laat of helemaal niet op de vergadering verschenen
een boete op te leggen. Nadat er, zoals gewoonlijk, een vergadering gewacht
was, werd het voorstel met zes tegen drie afgestemd.
Maar ten opzichte van het publiek was het in november 1866 afgelopen
met de tolerantie. Tijdens de openbare vergaderingen mogen er door het
publiek geen 'spelen' meer gedaan worden. Een beetje afgezwakt door de
toevoeging dat 'het publiek daarin weder vrij gelaten zal worden na de slui
ting'.
Onenigheid ontstond er in 1867 over de datum van de openbare vergade
ring. Vastgesteld was als datum 15 januari 1867, maar tijdens de vergadering
van 7 januari van dat jaar kwam E. Voerman in de rondvraag met het voor
stel om de openbare vergadering een week op te schuiven. Het voorstel werd
met meerderheid van stemmen verworpen, maar op 9 januari werd er weer
vergaderd, waarbij bleek dat de 'commissie van beoordeling' om meer dan
116