onderbrak Jan zijn spel om weer een driftige ruk aan de bel te geven en
vervolgens opnieuw met zijn succesnummer te beginnen.
Een enkele keer kwam er van verre (waarschijnlijk uit Alkmaar) een
eveneens gehandicapte man (mijn geheugen zegt mij dat hij Blokker heette
en door ons vanwege zijn lichaamslengte Blokkertje werd genoemd), die het
zich nog eenvoudiger maakte en in een oude kinderwagen een
koffergrammofoon meezeulde, waarop hij voor de deur een plaat afspeelde
waarop het orkest van Marek Weber een Duitse schlager speelde.
Trouwens - en dat vind ik typerend voor deze tijd van werkeloosheid en
armoede - er kwam veel meer volk van verre door onze Rijper straat! Zo was
daar een gehandicapte man in een 3-wielige fiets gezeten, die hij voortdreef
door met zijn handen twee lange hendels op en neer te bewegen, waarmee
hij tegelijkertijd het geheel kon besturen. Deze verkocht eenvoudige
kantoorbehoeften, zoals potloden, pennen, blocnotes en gluton, die hij in
een tas meevoerde.
Ook uit Alkmaar kwam een handelaar in goudvissen, die op een grote
eens wit geschilderde bakfiets in glazen kommen zijn vissen vervoerde en
waar wij waarschijnlijk gedroogde watervlooien van kochten voor ons
aquarium. Maar als je het er voor over hebt om met zo'n gevaarte een hele
dag onderweg te zijn, dan moet de nood wel hoog gestegen zijn.
Op vrijdag kwam dan al zeer vroeg in de morgen Jan Karregat, uiteraard
gekleed in de traditionele wijde broek, met een grote transportfiets uit
Volendam aanrijden en haalde dan bij Kuiper, die enkele huizen verwijderd
woonde van onze pastorie, zijn handkar uit de schuur. Deze werd dan
uitgerust met de kisten met vis, die hij soms tegen de noordwesterstorm in
had aangevoerd, waarna de klandizie werd langsgelopen. Wij hadden wel
eens medelijden met hem als hij soms kletsnat door regen en storm zijn
broodwinning kwam uitoefenen. De ijsverkoper Kuiper, die met zijn
bakfietsje uit de Z.O.Beemster kwam aanrijden had het dan wel
gemakkelijker, want die kon zijn waren toch alleen maar slijten als het mooi
weer was.
En dan heb ik het nog niet gehad over de scharensliep, de garen- en
bandverkoper of de lompen- en oud ijzerboer, die ook zo te hooi en te gras
onze deuren bezochten. Want zo was het in feite al vanaf de middeleeuwen
geweest. De Tweede Wereldoorlog is daarin feitelijk toch het breekpunt. De
komst van de bromfiets heeft het teloorgaan nog een beetje uitgesteld, maar
naarmate men zich meer kon veroorloven en er steeds meer behoefte naar
keuzemogelijkheid kwam, verdwenen deze venters uit beeld.
Hans Keuning
86