vanwege de koelkast die er stond - en begon de eerste zuivelwinkel in het dorp. Piet Brouwer was niet de enige groenteboer die langs de deur kwam, maar hij had wel een paard en wagen. Daar konden Klinkhamer en Akkerman niet tegenop, die moesten het met een gewone handkar stellen. Veel van de aangeboden groenten kwamen rechtstreeks van eigen land zoals bij Piet Dekker en dat betekende wel dat alles goed onderzocht moest worden op aanwezige rupsen, torretjes en slakken, want ik herinner mij nog goed het niet leuk te vinden in de bloemkool een meegekookte rups te vinden. De meeste bakkers moesten ook wel, want daarvan waren er eigenlijk te veel. Zij kwamen meestal met transportfietsen waar voorop een grote mand was bevestigd. De manden werden thuis gevuld geheel op basis van wat ze wisten van de koopgewoontes van hun klanten. Als mijn moeder soms ineens een paar broden meer wenste omdat er gasten waren was Leiden even in last. Bakker Reek, die lichamelijk niet sterk was, liep meestal naast zijn fiets omdat hij wel wist dat er opklimmen wel eens desastreus zou kunnen aflopen. Maar iemand als Jan de Swart reed fluitend door het dorp met een lading brood in zijn korf. Jan was - tussen neus en lippen door gemeld - muzikaal, want hij zong naderhand in vele rollen bij de Rijper Operettevereniging. En dan bakker De Moes, die er lang over deed om zijn brood en roggebrood aan de man te brengen, want hij hield nog al van een praatje onderweg. Maar ze begaven zich ook buiten het dorp. De Klaterbuurt was uiteraard hun werkterrein maar ook naar boeren langs de Beemsterdijk werden de waren gebracht. Iemand die veel meer buiten het dorp zijn afzetgebied zocht was Jopie Hoek, die handelde in zogeheten galanteriewaren en die met een handkar getrokken door een hond langs de weg trok met zijn kopjes, schoteltjes, pannen en andere keukenattributen. Of het bordje aan het begin van de Kerkesteeg voor hem bedoeld was weet ik niet, maar Jopie kon echt niet harder dan stapvoets. Een heel bijzondere figuur was Jan Tensen, een enigszins verfrommeld mannetje, die met een trekzak van het meest eenvoudige soort langs de deuren ging en steevast het zelfde deuntje speelde, want meer zat er niet in zijn hoofd en iets anders kon hij ook niet spelen. Meestal werd al na de eerste maten van zijn kermende muziekapparaat de deur waar hij aanbelde opengedaan, zodat hij een of twee centen in ontvangst kon nemen. Mijn moeder wilde hem eens een keer het hele liedje laten spelen en bleef achter de deur staan luisteren, maar dat lukte haar niet. Want reeds na een maat of acht 85

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 33