Eén van de grootste verliezen, zo niet dé grootste, leed Oterleek in 1939, toen de Oterleker gemeenschap ondanks heel veel protest en strijd, geconfronteerd werd met het opheffen en de sloop van de openbare lagere school. Als beeldbepaler beslist geen topper, maar als sociaal bindmiddel een groot en blijvend verlies. Waar één van de door de vroede vaderen gehanteerde argumenten bestond uit het gegeven, dat voorspellingen hadden aangetoond dat Oterleek in de toekomst zou vergrijzen, was dat allerminst een bijdrage tot verbetering van de verhoudingen. Wat wél een vaststaand gegeven was, Oterleek was zijn dorpsschooltje kwijt, en de Oterlekertjes moesten lopend (want slechts een enkeling had toen een fiets) naar school in Stompetoren. Als we stolpen een beeldbepalende functie toekennen in een dorpje als het onze, dan zijn we dienaangaande in aantal eveneens achteruit geboerd in die 3/4 eeuw, n.1. van 13 naar 8. En voor wat betreft de 80 wooneenheden van zo rond 1925 in Oterleek, zijn er nog zo'n 25-tal (al dan niet verbouwd) als zodanig over, deel uitmakend van het huidige woningbestand van 150. Ook als we het totale straatbeeld bekijken (hoewel dat niet alleen voor Oterleek geldt) is er in die 3/4 eeuw toch wel het één en ander veranderd. Bestond het plaveisel destijds voor het grootste deel uit grind met in het midden van de straat een paardenpadje, en het verkeer uit in hoofdzaak paardentractie, zien we nu een asfaltweg voorzien van 'hobbels' en geflankeerd door heel wat paaltjes, met als beoogd doel de snelheid uit het autoverkeer te halen. Als we bovendien bedenken dat het rond 1925 moeilijk was om in Oterleek meer dan 3 autobezitters te tellen, terwijl nu moeiteloos de 200 is te halen, wordt daardoor niet alleen het straatbeeld bepaald, maar is daarmee eveneens verklaard. De Oterlekers van toen en hun beroepen Telde Oterleek 3/4 eeuw geleden nog ongeveer een 16-tal veehouders (boeren en boertjes) als ook een 20-tal land- en boerenarbeiders met hun gezinnen, valt op, dat die beroepsbevolking totaal uit ons dorp is verdwenen. Eveneens geldt dat voor 3 kruideniers, waarvan er 2 tevens een fouragehandel dreven, en de derde bovendien er een brandstoffenhandel op nahield. Ook 3 bakkers, 2 wagenmakers, 2 manufacturiers, waarvan er één tevens barbier was, alsmede een rijwielhandel annex taxibedrijf en benzinepomphouder bestaan niet meer. Ook een timmer-, een metsel-, en een schildersbedrijf en niet te vergeten de smederij, ja zelfs de postkantoorhouder, zij allen hebben in het verloop van die 3/4 eeuw hun deuren gesloten. En zo zijn ook de zelfstandig opererende melkboer en petroleum-ventster als ook de veldwachter uit het straatbeeld verdwenen. 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 27