Niet alleen voor de boeren waren de gevolgen ernstig, maar er gebeurde nog iets anders. Veen kon bij een flinke regenbui een groot deel van het water absorberen. Dat water werd daarna langzaam afgegeven aan de veenrivieren die het uiteindelijk naar de zee afvoerden. Met het ontginnen van het veen verdween de opname-capaciteit. Het water werd door de vele sloten die gegraven waren heel snel doorgegeven aan de veenrivieren, die daardoor in korte tijd veel meer water te verwerken kregen. Ze traden buiten hun oevers en overstroomden de erlangs liggende gebieden. De laagste plaatsen kwamen permanent onder water te staan en op den duur werd het veen door het water weggeslagen. Stroompjes verbreden zich tot plassen, die weer onderling in verbinding met elkaar kwamen. De grote meren ontstonden in de dertiende en veertiende eeuw; Beemster, Schermer, Grote Waard (de latere Heerhugowaard), Purmer en Wormer. De strijd tegen het water was aan de orde van de dag. De defensieve strijd duurde van 1200 tot 1550, daarna brak door de diverse molenuitvindingen de periode van offensieve strijd, van 1550 tot 1650, aan. In die periode werd weer land herwonnen. De grote droogmakerijen kwamen tot stand - voor ons gebied: de Beemster werd in 1612 drooggelegd, de Waard in 1630 en de Schermer in 1635. Globaal gesproken was er tot 1350 na Chr. sprake van een 'zelfvoorzienende economie'; oorspronkelijk door akkerbouw, waarbij op de veengrond zware bemesting nodig was. Turfwinning, schapenteelt, rietteelt, jacht en visserij maakten de bewoners van het Schermereiland selfsupporting. Door de landschappelijke verandering, het werd steeds natter en natter, werd het verbouwen van graan steeds moeilijker en ontstond de noodzaak voor het ruilen van producten (melk en boter voor graan) en dus voor handel. Koeien werden niet meer voor de mest gehouden maar voor de melk en boter. Er ontstond een markteconomie met import en export. De landschappelijke veranderingen, de nieuwe markteconomie en de verminderde werkgelegenheid in de veeteelt zorgden later voor een enorme deelname van de bevolking van het Schermereiland aan de visserij en de zeevaart. De uitvinding van haringbuis, vleet (een lang visnet) en de mogelijkheid de haring op volle zee (aan boord) te kaken waren belangrijke ontwikkelingen. Holland kreeg een monopoliepositie bij de haringvisserij. Met haring voer men naar de Oostzeegebieden en men kwam met graan terug. Via de Sonttol registers (van 1497-1870 bijgehouden) wordt duidelijk dat de meeste schippers die door de Sont voeren uit (Noord-) Holland kwamen. De mens zette dus een ontwikkeling in gang die verregaande consequenties had. Landschappelijke ontwikkelingen bepaalden daarna de 65

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 13