Deel van het
testament van
Hendrik van Voorst
j
y.jy x d- (tr
A^c^r^—
p Cl? CL
yz^^'L/i crihM
"2- sp-^ï
4
jaar constateerde de predikant echter dat hij samen met een diaken en een
oud lid van de kerkenraad discussiebijeenkomsten hield waar boeken
werden besproken die door de synode waren veroordeeld. Hij verzocht het
drietal voortaan rechtzinnige werken te bestuderen of van de bijeenkomsten
af te zien. Van Voorst cum suis waren hier niet toe bereid. Een delegatie uit
de kerkenraad kon hen ook niet op andere gedachten brengen en vond het
drietal "in eene grote obstinaatheit". Zij maakten zelf wel uit wat ze deden en
Van Voorst voegde daar nog aan toe "dat hij zijnen broederschap op seide",
met andere woorden bedankte voor het lidmaatschap van de gereformeerde
gemeente. De anderen sloten zich daarbij aan. Inderdaad zegde het drietal
schriftelijk het lidmaatschap op. Van Voorst cum suis kregen echter al
spoedig spijt van deze wel zeer drastische stap, toonden berouw en
verzochten vergiffenis. Die verkregen zij nadat ze diep door het stof waren
gegaan. De briefjes waarin zij hadden bedankt werden verbrand. Men zou
verwachten dat Van Voorst hierna niet meer in de kerkenraad terugkeerde,
maar kennelijk herwon hij het vertrouwen en in 1745 werd hij opnieuw tot
ouderling verkozen.
De komst van een klokkenmaker ontging de dorpsbesturen van De Rijp en
Graft niet. Hendrik van Voorst werd al snel ingeschakeld bij het onderhoud
van het uurwerk van Cornelis Michielsz. Volger op de toren van de Grote
Kerk in De Rijp. In mei 1723 komen we Van Voorst in dat verband voor het
eerst in de dorpsrekening tegen. Er werd toen 12 stuivers aan hem uitbetaald
voor het stellen van het uurwerk. Twee jaar later was er kennelijk een grote
reparatie nodig, want in maart 1725 presenteerde Van Voorst een rekening
van ruim 65 gulden. Eigenlijk dokterde hij ieder jaar wel aan het
torenuurwerk. Jan Smit leverde in 1730 en 1742 de nodige olie voor het
8