onder de katholieken zo bedompt was en het hen ontbrak aan 'character en beteekenis'. Een dergelijke discussie is er vrijwel alle groepen te vinden. In elke zuil-in-wording is een strijd gaande tussen de verzuilers en de rest die slechts aarzelend volgde of zich zelfs verzette. Een dergelijke interne verdeeldheid konden de verzuilers niet hebben. De verzuilers waren immers bezig een strijdorganisatie op te bouwen, om te vechten voor hun belangen en in een dergelijk gevecht zaten ze niet te springen om fundamentele oppositie of grote groepen twijfelaars en afvallers. Dat strijdkarakter is ook af te lezen aan de talloze spotprenten van de grote voormannen van de verzuiling die in volle wapenrusting worden afgebeeld, met grote zwaarden zwaaiend en flonkerende harnassen of maliënkolders. Het is dus juist dit strijdkarakter dat er ook in belangrijke mate toe bijdraagt dat de disciplinaire touwtjes in eigen kring zo strak worden aangetrokken: vechten vergt nu eenmaal discipline. Het verzuilingsproces begint dus echt op gang te komen langs de as van de tegenstellingen tussen katholieken en protestanten, vooral omdat de katholieken voldoende macht wensten op te bouwen om een groep te worden die de rechten van 1848 kon opeisen in een verder overwegend protestants Nederland. De protestanten gingen er eerst van uit dat de staat pal zou staan voor het behoud van het protestantse karakter van de natie, maar toen de liberale staat van 1848 dat niet bleek te doen, gingen ze ook daar over tot verzuiling. Maar ook daar krijgt bijvoorbeeld Abraham Kuyper niet iedereen mee, het bevorderde zelfs de scheiding van de protestanten in hervormden en gereformeerden. De hardhandigheid van Kuyper was dan ook vermaard. En de succesvolle antirevolutionaire zuil was vervolgens een voorbeeld dat door de socialisten is gevolgd. Domela Nieuwenhuis bewonderde Kuyper en zag zelfs enigszins een geestverwant in hem. In een volgende fase, onder Troelstra, zullen de sociaal-democraten al in 1903 het verzuilde patroon eigenlijk accepteren door zich neer te leggen bij de sterke groei van het bijzonder confessioneel onderwijs en zelfs in te stemmen met overheidssubsidie voor de School met den Bijbel. Dat was overigens niet het gevolg van principiële tolerantie, maar van pragmatische overwegingen. De gedachte van Troelstra was vooral de confessionele arbeiders niet nog verder tegen zich in het harnas te jagen door ook tegen het bijzonder onderwijs te zijn. Hij dacht dus, door deze vorm van onderwijs te accepteren, dat de arbeiders daardoor met enige gemoedsrust voor hun sociaal-economische belangen op zouden kunnen komen en op de SDAP zouden gaan stemmen. Dat bleek lange tijd een illusie, misschien ook wel omdat de sociaal democratie ook zou verzuilen en een eigen leefsfeer ontwikkelden, waarin de aanhang zich van de wieg tot het graf onder gelijkgezinden kon bewegen en 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 26