Prof. Piet de Rooy.
Opletten is geboden. M
Iets vergelijkbaars was er aan de hand op de linkerflank. Wat te denken
van fle tegenstelling tussen sociaal-democraten en communisten en daarbij
nog de grote variatie aan kleine luizen in die rode pels, die hun eigen variant
van het socialisme onverkort wensten vorm te geven? En nog moeilijker
wordt het met de liberalen, die misschien wel een politieke partij hadden - zij
het dat ook daar de nodige vraagtekens bij gezet zouden kunnen worden -
maar in ieder geval niet bezig zijn geweest met het opbouwen van een
omvangrijk verenigingsleven, met eigen vakbonden, verzekeringsmaatschappijen of
radioverenigingen en evenmin een jeugdbeweging. Voor zover liberalen lid
waren van een vereniging was dat bij voorkeur een 'algemene' vereniging,
die principieel voor iedereen openstond: de AVRO is hier het duidelijkste
voorbeeld. De term 'algemeen', net als bij de ANWB, stond juist voor niet-
verzuild. Kortom: was er wel een liberale zuil? De simpele vraag naar het
aantal zuilen blijkt dus niet zo eenvoudig te zijn. Wat eerst vanzelfsprekend
leek, met die vier herkenbare zuilen van Schöffer, is bij nader inzien nogal
ingewikkeld. Het antwoord op de vraag hoeveel zuilen er zijn is namelijk
afhankelijk van wat we onder een zuil verstaan. Vandaar de vraag: wat is
eigenlijk een zuil?
Wat is een zuil?
Bij het meest omvangrijke historische onderzoek naar de verzuiling, in de
21