goede vriend Arie Veenman, beter bekend als Hoedje, Willem van Braam en
zijn broer Henk, Tjekke Klompenmaker, een uit Friesland afkomstige
gemeentewerkman wiens naam op -stra eindigde. Verder nog Jan Timmer,
beter bekend als Beel, Siem Smit alias Kaassie, Jan de Gier en dan nog wat
zoekers uit Oost- en West-Graftdijk die ik niet van naam kende.
Je probeerde altijd zo vroeg mogelijk uit de veren te zijn om bij het eerste
daglicht de kieviten op het nest te zien zitten en zo de concurrentie te snel af
te zijn. Verder werd er minimaal informatie over de hoeveelheid gevonden
eieren uitgewisseld en ook had iedere zoeker wel min of meer zo'n beetje
zijn eigen "territorium". Naast de Graftermeer zocht ik vooral in het
Kamerhop, de Starnmeer, een deel van de Noordeindermeer en de
zuidwesthoek van de Beemster, beter bekend als de Pishoek, naar
kievitseieren. Het zal misschien de lezers verbazen dat ik de echte
Eilandspolder, wij hadden het altijd over "het ouweland", niet noem maar op
het Schermereiland zaten gewoonweg veel minder kieviten. Toch heb ik ook
veel eieren gezocht in het ouweland, andere eieren en daarover straks meer.
Gebeurtenissen die ik nooit meer vergeet.
Er zijn altijd momenten die je nooit meer vergeet. Ik noemde al dat
allereerste kievitsei in Noord-Holland dat ik vond en ieder jaar opnieuw was
het een soort wedstrijd om het eerste in de regio Waterland te vinden. Vooral
in het Kamerhop vond ik vaak mijn eerste ei en speciaal als het land lekker
nat was, dan vond de kievit gemakkelijk zijn voedsel en als het regende had
je ook geen last van koude nachten met nachtvorst.
Op een gegeven moment werd het rapen van de eieren van grutto en
tureluur verboden en omdat de eieren van tureluur en kievit nogal veel op
elkaar leken, nam je wel eens een ei van de "tjuuk", de streeknaam voor
tureluur, mee en zorgde er voor dat er wat prut en klei op het ei bleef zitten.
Op die manier probeerde je Jan Schoon om de tuin te leiden en weer een
paar kwartjes extra te verdienen. Ik weet dat Jan Schoon altijd vertelde dat je
hem niet kon besodemieteren met een tureluurei. Maar als je dan meemaakt
dat hij dat je dat vertelt op het moment dat hij net zo'n iets kleiner ei van de
tjuuk schouwt en bij de goede kievitseieren legt, heb je wel veel binnenpret.
Ook zal ik nooit vergeten dat Hoedje over een plank over een slootje ging
en met zijn voet in een strik bleef hangen die de zoons van boer Oud, die
woonde aan de buitenkant van de Noordeindermeer, niet zo ver van de Lei,
daar voor de hazen hadden gezet. Hij viel voorover, half in het water,
zakdoek met eieren grotendeels kapot en ik hoorde heel wat vloeken en
kwam zelf niet meer bij van het lachen.
We sprongen dan nog vrij vlot over de meeste slootjes en volgenden zo
210