tegenover de BP benzinepomp. Daarna kwam Ep Beumer in dit huis dat al heel wat jaren terug gesloopt is, te wonen. Ik was vriend met leeftijdgenoot Kees Visser van Lijnbaan De Poel en met hem kwam ik een keer in de Graftermeer bij de familie Jan Mul van Huize St. Jan terecht. Ik geloof dat het zo was dat zijn ome Nico verkering had met Corrie Mul en dat men daar gladiolen bouwde en wij de bloemen per bos langs de deuren mochten verkopen. Maar wat mij in het voorjaar eigenlijk veel meer interesseerde was het struinen in de brede rietschoten om de Graftermeer. Je vond dan niet alleen nesten van eenden, meerkoeten en waterhoentjes maar ook van karekiet, rietgors, heel soms van een roerdomp en ook een paar keer een ei van de koekkoek in vooral het nest van de karekiet. Arie en Cees Mul zochten eind maart en de eerste weken van april vooral kievitseieren, en in het begin van de 50er jaren mocht je ook nog de eieren van de grutto meenemen. Al heel snel mocht ik met ze mee en dat vond ik een feest. Zo leerde ik in de praktijk al heel snel hoe je eerst naar het gedrag van de vogels moest kijken, hoe je kon zien of ze eieren hadden en vooral hoe je naar bepaalde structuren in het land moest kijken. De kunst was om vooral een gebied 10 tot 15 meter voor en opzij van je te bekijken. Nee, niet vlak voor je voeten kijken, dan mis je het totaaloverzicht en is de kans dat je een nest met eieren kapot trapt veel groter. Dat rapen van die grutto- en kievitseieren was in die periode vol schaarste kort na de oorlog gewoon een commercieel iets. Ze brachten toentertijd relatief gezien al veel geld op. Vooral voor de eerste eieren van het nieuwe voorjaar werden prijzen tot Fl. 2,50 per stuk betaald en lager dan 25 cent per ei heb ik nooit gevangen. Ooit vond ik het allereerste ei in Noord-Holland, het was 10 maart 1962, en in plaats van het aan de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland aan te bieden, verkocht ik het voor het geweldige bedrag van 10 hele guldens aan een poelier op De Laat in Alkmaar. Die verkocht het meteen weer door aan een zeer exclusief restaurant in Den Haag en ik ben nog altijd nieuwsgierig naar wat de consument van dit gestippelde gekookte eitje er voor heeft moeten betalen. Wat betreft afzetgebied van deze eieren waren er aanvankelijk twee mogelijkheden. Of je bewaarde ze tot dinsdag en gaf ze dan aan Pietje Boots, die woonde bij de Tilbrug en liep mank, die ze meenam naar de markt in Purmerend. Of je bracht ze naar West-Graftdijk waar Jan Schoon, die daar het café runde, ze van je kocht. Als er veel eieren gevonden werden, ging Jan Schoon op de fiets met aan zijn arm een grote mand de verschillende boeren langs en ik kan me de aanblik van honderden eieren nog goed herinneren. Ieder ei werd dan apart gecontroleerd, geschouwd noemden we dat. Want aan eieren die al voor een deel bebroed waren of, wat ook wel gebeurde,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2006 | | pagina 28