Zijn preken
Mijn vader kon mooi preken, daar was iedereen het wel over eens. Hij
was gesteld op mooi taalgebruik, zijn boekenkasten waren gevuld met veel
literatuur zoals de complete werken van Vondel, Busken Huet, Schiller en
Shakespeare. Hij hechtte er ook zeer aan om de Nederlandse taal goed te
gebruiken, wat in de jaren waarin hij opgroeide geen sinecure was, omdat
toen nog in de schrijfwijze mannelijke en vrouwelijke zelfstandige
naamwoorden van elkaar verschillend vervoegd moesten worden. Toen het
mij lukte om als net afgestudeerd conservatoriumstudent mijn eerste
compositie voor koor uitgegeven te krijgen bij een gerenommeerde uitgever
keek hij verstoord naar de titel De Ballade van den Bruiloft en zei: Het moet
de bruiloft zijn want bruiloft is vrouwelijk! En de "nieuwe" spelling waarin ik
op school werd onderwezen wenschte hij niet te gebruiken.
Overigens: ik vond zijn preken niet zo geweldig, want voor een kind, dat
eigenlijk liever voetbalde, was een kerkbezoek een klein rampje, want je zat
toch al gauw 5 kwartier opgeprikt in je zondagse kleren op een harde
kerkstoel. Over zijn preken zei mijn vader wel eens dat die opgebouwd
dienden te worden volgens een vast schema: je zet je onderwerp neer in de
eerste 10 minuten en daarna doe je niets anders dan het met andere
woorden herhalen. Dan heeft het de tijd om bij de luisteraar te beklijven.
Vaak sloot hij dan af met een gedicht en als hij daaraan begon kon ik een
zucht van opluchting bijna niet onderdrukken, want dan naderde het "amen"
ook al ras en konden we luisteren naar het naspel op het orgel gespeeld door
Jacob Roemer, een al wat oudere groentekweker, die handen had als
kolenschoppen en waarvan ik mij altijd afvroeg hoe hij die dikke vingers op
de juiste toets van het klavier kreeg.
'Godsdienstoefening', zondagschool en kerstfeest
Van mijn vader hoefde ik niet naar de "godsdienstoefening", zoals de
kerkdienst in het domineesjargon toen heette, als ik dat niet wilde. En als wij
als kinderen dat zo nu en dan toch deden was dat om een zekere solidariteit
naar onze vader te tonen of omdat het een kerkelijke hoogtijdag was, zoals
Kerst of Oudjaar.
Wel was er elke zondag na afloop van de dienst zondagschool, waar ik
wel naar toe moest. Mijn vader deed daar een enkele keer aan mee, maar
meestal werd deze happening geleid door Jan Baas, een mank lopende
vrijgezel, die goed kon zingen en die ook wel koren dirigeerde. Bij hem
leerden we allerhande liedjes en tegen kersttijd waren dat de liederen, die
tijdens het jaarlijkse kerstfeest op 2e kerstdag gezongen moesten worden.
Dat kerstfeest was een ijkpunt in ons familieleven, want niet alleen mijn
9