Het werd me duidelijk, dat er in ieder geval zo'n 100 a 200 mennonieten in
Gronau bivakkeerden. Ze hadden over het algemeen nog Nederlandse
achternamen, zoals Jans, Dirks, Rempel enz. Eén van de twee vrouwen bij
ons heette Gretha Rempel. Een zeer flinke vrouw, sterk postuur. Ze had een
fikse schoolopleiding genoten o.a. op een soort universiteit gestudeerd. Ze
vertelde, hoe het vak "marxisme" voor alle studerenden tot de verplichte
vakken behoorde. Daarzonder kon je het wel vergeten. Maar het was wel
duidelijk, dat deze verplichting geen invloed had gehad op haar zelfstandig
kritisch denkvermogen. Van de beoogde indoctrinatie was kennelijk niet veel
terecht gekomen. Ik begreep ook, dat in de mennonieten gemeenten al op
betrekkelijk jonge leeftijd, (14,15 jaar), gedoopt werd. Dat gebeurde ook,
omdat de kinderen tot die leeftijd meestal nog wel thuis waren. Daarna wist
je niet zeker, hoe lang dat nog zo zou zijn. Ze konden weggehaald worden
om elders als arbeiders ingezet te worden. Onzekerheid over je toekomst
bleek tot de wezenskenmerken van de communistische staat te behoren.
Natuurlijk waren velen omstreeks 1920 uitgeweken naar Canada en Amerika,
maar velen hadden dat niet willen doen, want ze waren gaan houden van het
nieuwe vaderland. Voor deze liefde hadden ze een zware rekening
gepresenteerd gekregen. Geen wonder, dat ze de kans hadden aangegrepen
om nu naar 't westen te vluchten. Volledig berooid hoopten ze bijna op een
wonder. Het moet gezegd, dat ze geen verslagen indruk maakten. Angstig,
dat wel, maar niet in paniek. Bescheiden, maar met een innerlijke kracht, die
met hun geloof te maken moet hebben gehad.
Ik begaf mij naar 't adres van de eerder genoemde smokkelaar in
Glanerbrug. Later zou ik daar nog vaker komen. Hij en zijn vrouw behoorden
tot de Baptistengemeente. Er moest daar ook altijd eerst een vroom gesprek
gehouden worden voordat we tot zaken konden komen. Van hem vernam ik,
dat er inderdaad nogal wat vluchtelingen in Gronau zaten, die er slecht aan
toe waren. Hij bood aan om me er heen te brengen via zijn smokkelpaden
door het Aamsveen. Maar dat had ik niet nodig. Bovendien dacht ik nu wel
genoeg te weten. Ik zocht contact met de Alg. Doopsgezinde Sociëteit in
Amsterdam en berichtte wat er hier in de grensstreek aan de hand was?
Binnen een paar dagen verscheen Ds. Hylkema uit Amsterdam compleet
in het uniform van legerpredikant bij mij. Samen gingen we naar Glanerbrug.
Hij had inmiddels contact opgenomen met "Den Haag" en toestemming
gekregen om deze mennonieten over de grens te halen. Waarbij wij
verantwoordelijk werden gesteld om er voor te zorgen, dat er geen andere
elementen meekwamen. In Glanerbrug slaagden we er in om een practisch
leegstaand klooster ter beschikking te krijgen van een zeer behulpzame
pater. Toen werden de vluchtelingen uit Gronau gehaald en langs de
45