De Menno-pas
E1 en van de zonen van dominee P. Keuning woonde vlak na de oorlog in
J—j Enschede en was nauw betrokken bij de eerste opvang van de groep
Russische Mennonieten in Nederland. Hij heeft een verslag hiervan nagelaten.
uit aantekeningen gemaakt door Ds. Jelle P. Keuning
(opgetekend december 1984)
Nog geen half jaar woonden we in Enschede, of de oorlog bleek nog een
vreemd staartje te krijgen. Op een avond stonden twee wat sjofel geklede
vrouwen van zo'n jaar of dertig-veertig dat was moeilijk te schatten, op de
stoep. In een soort plat hollands-duits, zoals het in de grensstreek gesproken
wordt, vertelden ze dat ze mennonieten-vluchtelingen waren uit de Oekraïne.
Via een smokkelaar in Glanerbrug waren ze illegaal over de grens gekomen
en die had ze de weg gewezen naar de doopsgezinde dominee. En daar
waren ze. Natuurlijk wist ik wel van het bestaan van mennonieten-kolonies
in Rusland, maar dit verraste me toch wel.
We namen de vrouwen in huis en lieten ze haar verhaal vertellen. Dat
kwam er op neer, dat we hoorden over 't leven van deze oorspronkelijk
Nederlandse doopsgezinden, die zich onder Tsarina Katharina in de Oekraïne
hadden gevestigd om 't land te ontginnen. Dat was gelukt en vanuit z.g.
moederkolonies waren talrijke dochterkolonies gesticht en tot bloei
gebracht. Zolang de tsaren heerschappij voerden werden ze beschermd. Toen
Rusland communistisch werd, kwam er een eind aan de privileges. De
boerderijen werden Kolchosen. Maar echt moeilijk werd het, toen de oorlog
met Duitsland uitbrak en zij als staatsvreemde, mogelijk onbetrouwbare
mensen werden beschouwd. Bovendien waren zij over 't algemeen principiële
dienstweigeraars. De Russische overheid liet vele mannen deporteren naar
Siberië. Toen liepen de Duitse legers de Oekraïne onder de voet. A-politiek
als ze waren en ondanks hun anti-militaristische opvattingen, vonden ze dit
waarschijnlijk nog zo slecht niet. Maar de ontberingen namen toe.
Toen de teruggeslagen Duitse legers wegtrokken, vluchtten deze
mennonieten, die voor de russen nog banger waren dan voor de Duitsers,
met de wanordelijke legers mee naar het westen. Maandenlang zwierven ze
rond en onbekend is, hoeveel onderweg omkwamen. Volgens de verhalen
van de overlevenden moeten dat er tienduizenden geweest zijn. De
overlevenden, zoals deze beide vrouwen, waren na veel omzwervingen in o.a.
Gronau, Berlijn en elders in West-Duitsland terecht gekomen. Ze wisten nog
dat ze ooit uit Nederland gekomen waren en daar hoopten ze begrip en hulp
te vinden.
44