Duitse legers in 1941 Rusland binnenvielen en in korte tijd ook de Oekraïne
bereikten en veroverden, zagen de daar nog wonende doopsgezinde ex-
Duitsers die bezetting als een bevrijding. Dat werd hen fataal toen de
bezetters werden verslagen en verjaagd. De meeste doopsgezinde Oekraïense
mannen werden gevangen genomen door de Russen. De meesten keerden
nooit meer terug en er werd niets meer van hen vernomen. Sommige
anderen slaagden er in bijtijds te vluchten. Ook de doopsgezinde vrouwen
met hun kinderen verlieten de Oekraïne als vluchtelingen, te voet voor de
Russische legers uit. Zo kwamen ze, als ze "geluk" hadden, als "displaced
persons" terecht in de door de Amerikanen en Britten bezette delen van het
verslagen Duitsland.
Peter J.Dyck
Hun noodsituatie was ook doorgedrongen tot de veel eerder al naar
Canada uitgeweken Oekraïense geloofsgenoten. Onder hen ook Peter J. Dyck,
die op 12-jarige leeftijd met zijn familie was terechtgekomen in
Saskatchewan (Canada). Hij was inmiddels circa 29 jaar, doopsgezind
voorganger. Tijdens de oorlogsjaren diende hij in Engeland, waar hij trouwde
met de eveneens in Rusland geboren Canadese verpleegster Elfrieda Klassen.
Peter J. Dyck was verbonden aan het MCC, het Mennonite Central Committee,
dat was opgericht om hulp te verlenen aan vluchtelingen.
Onmiddellijk na de oorlog togen Peter en Elfrieda Dyck naar Nederland
om hier, aan de Emmalaan in Amsterdam, het MCC-hulpwerk te starten,
onder meer door doopsgezinde predikanten en bestuurders attent te maken
op de noodsituatie waarin de Oekraïense vluchtelingen in Duitsland
verkeerden. Zo werd ook dominee P. Keuning in De Rijp door Peter Dyck
benaderd.
Van wat hiervan het gevolg was zouden we nu wellicht de details niet
meer kunnen achterhalen, als de jongste zoon van de dominee, Hans
Keuning, niet regelmatig over de vloer was gekomen bij de vluchtelingen in
het Grafter weeshuis. Dat was echter wel het geval, met gevolg dat hij er nu
nog het volgende over kan vertellen.
Hans Keuning vertelt
'In eerste instantie zorgde het MCC voor de nodige middelen om in het
Grafter weeshuis te kunnen wonen. Het moest een soort commune worden.
Er was in de groep die hier kwam slechts één gezin: David Sawatsky met zijn
vrouw en zoontje. Zij kregen een eigen kamer. Verder waren er een paar niet-
complete families Rempel en nog een aantal anderen. Zij woonden allen op
de bovenverdieping. Beneden woonde nog de beheerder van het weeshuis.
39