En nogmaals de Beemsterbrug
In de vergadering van 27 mei 1932 wordt besloten dat er een nieuwe brug
moet worden en dat daarvoor alvast een lening van f 12.500.- afgesloten
moet worden. De aard van de brug is nog niet duidelijk. Maar in de
vergadering van 2 juni 1932 is het dan zover: het plan voor een ijzeren brug
(in plaats van een betonbrug), gemaakt door de Provinciale Waterstaat, wordt
voorgesteld. Wethouder Keuning verdedigt deze, goedkopere, oplossing in
verband met de financiële toestand van de gemeente. Hij wil wel dat er
trottoirs komen, die hij van groot belang vindt voor de passerende
voetgangers. De heer Blokdijk zegt dat er nu ook een brug zonder trottoirs is.
'En wat voor ongelukken zijn er gebeurd. Wanneer 2 auto's elkaar op de brug
willen passeren - hoewel hij dat niet kan veronderstellen- kan men dit
verbieden door een desbetreffend waarschuwingsbord neer te zetten'.
De stemming gaat nu in twee fasen: een ijzer- of betonbrug en al of niet
trottoirs. Met algemene stemmen wordt besloten dat het een ijzeren brug
moet worden. Vervolgens wordt besloten geen trottoirs aan te brengen, met
6 tegen 1, die van wethouder Keuning.
Er vinden nog wel wat strubbelingen plaats maar in de vergadering van 10
februari 1933 deelt de voorzitter mee dat op zaterdagnamiddag 11 februari
de Beemsterbrug voor het vrije verkeer wordt opengesteld.
Het komt vaker voor dat wethouder Keuning een wat geïsoleerde positie
inneemt. Ook in de kwestie van de schoolgeldverordening neemt hij in het
college van burgemeester en wethouders een minderheidsstandpunt in.
De schoolgeldverordening
In de vergadering van 21 juni 1932 komt een herziening van de
schoolgeldverordening ter sprake. Het schoolgeld wordt geheven naar het
zuiver inkomen. Door burgemeester en wethouders zijn twee tarieven
vastgesteld, de tarieven A en B. De minderheid van burgemeester en
wethouders, wethouder Keuning, wil een tarief C toegevoegd zien. Bij tarief A
wordt geen schoolgeld geheven bij een belastbare som van minder dan f
1000.- en bij tarief B bij minder dan f 800.- Wethouder Keuning verdedigt
zijn voorstel. In vereenvoudigde vorm komt het op het volgende neer. Het
voorgestelde tarief C gaat uit van tarief A, maar ondervangt het nadeel van A
dat de progressie voor de laagste inkomens, de eerste 3 klassen, direct fors
toeneemt, met 2 cent per klasse, vergeleken met 1 cent per klasse in C. Pas in
de hogere inkomens neemt in tarief C de spronggrootte toe. Wethouder
Keuning zegt het zo: 'de hogere inkomens worden naar evenredigheid hoger
belast, wat volkomen toelaatbaar is en per saldo waarborgt dit aan de
gemeente nog een iets hogere opbrengst'.
26