Zo ja dan moet óf het plan aangepast worden, óf er moet een veldonderzoek
plaats vinden (grondboringen of proefsleuven (putten)). Als er voldoende
archeologisch belang geconstateerd wordt, moet óf besloten worden tot
behouden, óf tot opgraven door middel van een definitieve opgraving. Bij het
hele proces is de gemeente toezichthouder (procesbewaker), met verant
woording naar de provincie. Eventuele bodemvondsten gaan naar het
provinciaal depot, waarbij het nadrukkelijk de bedoeling is dat de vondsten
daarna in een lokaal museum terecht komen. De vraag is natuurlijk door wie
in de verschillende stadia de werkzaamheden verricht moeten (mogen)
worden.
Wie mag wat doen?
Al het archeologisch onderzoek, inclusief het archeologisch voor
onderzoek, moet door een daartoe gekwalificeerd bedrijf dan wel persoon
gebeuren. Daartoe horen niet de georganiseerde amateur-archeologen. De
amateur-archeologen kunnen wel participeren in het onderzoek.
Of je het betreurt of niet, met de nieuwe regelgeving (en ook eigenlijk al
daarvoor) is er een einde gekomen aan het doen van opgravingen
(archeologisch onderzoek) door amateur-archeologen, door graafploegen
van oudheidkundige verenigingen. Opgravingen mogen alleen worden
verricht door een gekwalificeerd bedrijf, de ROB, een instelling voor
wetenschappelijk onderwijs of een gemeente, waarbij die gemeente aan
strenge kwalificatie-eisen moet voldoen.
Het is wel mogelijk dat vrijwilligers, onder leiding van een senior
archeoloog, medewerking verrichten bij het opgravingsonderzoek van een
gekwalificeerd bedrijf. Een andere mogelijkheid is aanwezig wanneer uit het
vooronderzoek is gebleken dat de archeologische waarden te gering zijn voor
een opgraving door een gekwalificeerd bedrijf. Dan kan het terrein worden
vrijgegeven en kan een oudheidkundige vereniging vergunning aan de ROB
vragen om een opgraving te mogen verrichten.
Daarnaast zijn er voor vrijwilligers vaak nog de volgende mogelijkheden:
- na een opgraving bijdragen aan de bewerking van het vondstmateriaal,
- door middel van boringen en onderzoek van oude kaarten en historische
bronnen nog onbekende vindplaatsen opsporen (mits niet bij een
planprocedure),
- graafwerkzaamheden waarbij geen archeologisch onderzoek plaatsvindt
nalopen om te zien of er misschien toch archeologische vondsten liggen,
- doorgeven van vondstmeldingen bij toevalsvondsten,
211