neerzetten, die veel lachers op zijn hand kreeg. En ook dat hij - al niet zo
jong meer - trouwde met Janny Bom, die zich onder de naam J.Kostelijk-Bom
niet alleen als verdienstelijk regisseuse ontpopte, maar ook met grote
regelmaat in de al eerder genoemde Waterlander gedichtjes publiceerde.
Daarnaast, letterlijk recht tegenover Het Rijper Wapen woonde één lid van
de familie Rijkes, Freek, die een kruidenierswinkel dreef. Met hun dochter
Greetje zat ik in de klas, een wat onopvallend maar aardig meisje, waarover
ik verder weinig te melden heb.
Voortgaande op onze wandeling komt dan een onopvallend perceel,
vroeger waarschijnlijk winkel geweest, waar de weduwe (daar woonden er
een heel stel van op een kluitje!) Van Voorden - moeder van Celis - met haar
dochter, die elke dag naar Amsterdam reisde en daar verkoopster was bij
De Bijenkorf, woonde.
Aan de andere kant van de straat woonde naast Het Rijper Wapen de
familie Van der Stelt, waarvan ik met zoon Jaap in de klas zat en waarvan het
jongste zoontje Anne door verdrinking om het leven kwam hetgeen
toentertijd op mij een diepe indruk maakte.
Op het punt waar de Rechtestraat echt begon was links de meelmaalderij
van de gebroeders Nat gevestigd, waarvan we gedurende de oorlog profijt
hadden, omdat er toen wel eens wat gesjoemeld werd en wij zo wat meel
konden krijgen om brood van te bakken.
Enkele panden verder woonde (alweer) een weduwe waarvan ik de naam
(Van Doorn?) niet eens meer weet, aangezien ze alleen maar onder haar
bijnaam Gémesoentje bekend stond. Volgens de overlevering had zij die
naam gekregen omdat ze als jonge meid bekend stond om haar gretigheid
door jonge mannen gezoend te worden. Zoals ik haar kende was ze al oud en
ze kleedde zich in de zwarte kledij, die bij het weduweschap paste en had
daar een soort zwart mutsje op dat meer oude vrouwen toen droegen. Ze
dreef een snoepwinkeltje, waar we met onze zondagse cent naar toe gingen
voor zoute drop, koningsbrood, zwartopwit of een andere lekkernij. Ze had
dat snoepwinkeltje gewoon in de voorkamer.
Aan de overkant kom je dan bij Bart Visser, alweer een rasechte Fries, die
elk jaar naar het traditionele kaatsfeest in Franeker trok. Hij was
fietsenhandelaar en -reparateur, maar je kon ook voor loodgieterswerk bij
hem terecht. Met zoon Andries zat ik in de klas. Enige tijd heeft er opzij van
zijn huis een benzinepomp gestaan, waarvan ik me nog herinner hoe dat
ding met de hand bediend moest worden en waarbij je de benzine
beurtelings in 2 literglazen naar boven zag komen. Waarschijnlijk vond men
ook al lag de tank onder de grond naast het huis - dit toch wat gevaarlijk in
het dorp, want na de oorlog was het ding verdwenen.
125