Met de zoon van Dirk, die Teun heette, zat ik in de klas, een jongen die voorbestemd was om de traditie voort te zetten. Hij ging dan ook later naar de Ambachtschool, zoals de Technische School toentertijd heette. Van hem herinner ik mij nog, dat hij een keer uit woede (waarschijnlijk omdat hij toen wat gepest werd door een van ons) een volle greep verse paardenpoep nam, die altijd rijkelijk op straat voorhanden was, en deze naar zijn bedreiger smeet. Voortwandelend (ik heb het nog steeds over de rechterzijde van de straat) woonde in een piepklein huisje de weduwe Tol met haar twee zonen Dirk en Gerrit (later begreep ik dat ze geen weduwe was, maar gescheiden, hetgeen in die dagen natuurlijk een kwalijke zaak was), waarvan Dirk bouwvakker was en Gerrit onderwijzer werd, hetgeen toentertijd een opmerkelijk gegeven was. Hij gedroeg zich dan ook duidelijk als zodanig en sprak in onze oren keurig nederlands. Dirk kocht in later jaren een sigarenwinkel en werd tegelijkertijd correspondent voor het streeknieuwsblad De Waterlander in welke hoedanigheid hij mij op mijn eerste concerten recenseerde. Die recensies heb ik nog steeds bewaard, vooral omdat ze lovend waren maar ook geschreven in een soort retorisch Nederlands dat tegenwoordig volstrekt onmogelijk zou zijn. En dan komen we bij Het Rijper Wapen, ofwel zaal Post. Dat was de tweede zaal in het dorp waar uitvoeringen gegeven konden worden. Een zaal met iets minder allure dan die van ootje Van Vliet, maar die toch meer in gebruik kwam naarmate de service bij ootje met het vorderen der jaren minder werd. In die zaal heb ik met de Arbeiders Zangvereniging Voorwaarts, die toen al helemaal alleen op het operettepad voortging mijn eerste voorstellingen gegeven. Vanachter de piano, die in de zaal stond moest ik het hele apparaat leiden. Maar in de oorlogsjaren kwam daar geen mens, omdat de eigenaar Jaap Post met de NSB sympathiseerde en aan lager wal geraakte Waar hij na de oorlog gebleven is weet ik niet. Aan de overkant van de straat woonde Hartog, een man met een veelzijdig beroep, want hij ving kikkers bestemd voor laboratoriumonderzoek, hield eenden en was daarnaast ook poelier. Bij hem werd de jaarlijkse kip besteld die mijn moeder voor mijn vader (meestal) kookte ter gelegenheid van zijr verjaardag, waarbij alleen maar de herinnering voortleeft van een vader, die met een servet om de nek gebonden uitgebreid zat te kluiven aan wittige poten en die alles opat zolang het geen bot was. Daar weer naast woonde de weduwe Kostelijk met haar twee zonen Jar en Piet en in dit geval was het een echte weduwe. De 2 zonen zetten het schildersbedrijf van hun vader voort. Van zoon Jan weet ik mij alleen maar te herinneren dat hij binnen het Rijper Klein Toneel een groot komediant kon 124

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2005 | | pagina 8