bewonderen in respectievelijk het Poldermuseum aan de Huigendijk en het
Stedelijk Museum Alkmaar.
Het is echter twijfelachtig of het besluit van de Noordeindermeer omtrent
het laten maken van een eigen kast of kist werkelijk is uitgevoerd. Dit omdat
de hele kwestie na de verplaatsing van de zetel van het bestuur naar het
raadhuis van Graft opnieuw aan de orde kwam. Molentimmerbaas Jacob
Claasz. Nap (ook wel Melknap) uit Zuid-Schermer kreeg nu de opdracht een
kistje voor de berging van het archief te maken en ook kocht men het
hiervoor benodigde hout in. We weten dit uit de besluiten van het
polderbestuur genomen op de tweede dinsdag in mei van 1703. In de
betreffende vergadering werd uitgebreid gesproken over het functioneren van
Nap. Er viel daar het nodige op aan te merken. Er mankeerde bijvoorbeeld
van alle s aan de door hem ingediende rekeningen. Nap was voorts al eerder
in 1701, uitgebreid gewaarschuwd. Men besloot tenslotte hem pas te betalen
als er een voldoende gespecificeerde rekening lag en Nap bovendien:
"het kistje voor de Meer, (geschikt om des Meers boeken, papieren en
andere bescheiden (behalven die de secretaris en penningm[eester] onder sig
moet behouden) in te sluiten hem voor omtrent vier jaaren gelast te maken
toen ter tijd 't hout aanstonts daar toe gekocht, en ontallijke reisen [keren
tot de making aangemaant, gemaakt sal hebben."
Deze waarschuwingen hadden kennelijk onvoldoende resultaat want Nap
werd ontslagen. Hij overleed kort daarna in augustus 1703. Dijkgraaf en
heemraden stelden de Rijper Gerrit Ruts tot zijn opvolger aan. De
hoofdingelanden stemden in mei 1704 met de aanstelling van Ruts in.
Wie nu precies het kistje heeft gemaakt, is onduidelijk. Meestet
timmerman Gerrit Ruts vormt echter zeker de beste kandidaat. Nap wae
immers duidelijk niet in staat een dergelijk meubel te vervaardigen. Ruts
voerde het werk overigens niet helemaal alleen uit. Voor het draaien van de
pootjes werd Kornelis Jakobsz. Wieldraaijer ingeschakeld, zo blijkt uit de
polderrekening over het jaar 1703. Hiermee was een uitgave van één gulder
en acht stuivers gemoeid. In de rekening van 1704 vinden we tenslotte no[
een betaling van twee gulden en 10 stuivers aan Hendrik Schilder voor de
beschildering van het kistje met het wapen en de tekst.
Archiefzorg
Het kistje kreeg een plaatsje in het raadhuis van Graft en werd inderdaac
gebruikt om allerlei belangrijke papieren in op te bergen. Uit een aan he
begin van de 18e eeuw door secretaris Pieter Cramer opgestelde lijst van de
"papieren in de Noordeinder Meerskiste" blijkt dat het om de losst
bescheiden ging als contracten, kwitanties, verzoekschriften, gerechtelijke
174
Museun 'ulletin