Na dit verhaal dat na de pauze doorliep en dat heel aandachtig door de
aanwezigen gevolgd werd was er nog gelegenheid tot het stellen van vragen.
- Met welke argumenten trokken de calvinisten ten strijde tegen de
doopsgezinden?
Antwoord: met het verweer tegen de volwassendoop, met de bestrijding
van het standpunt van de doopsgezinden dat de mensheid beschikte over
de vrije wil, dit tegenover het standpunt van de (strenge) calvinisten dat
God al beschikt had (de predestinatie). Verder verweten de calvinisten de
doopsgezinden lafhartigheid. De calvinisten lieten weten dat zij de geuzen
waren en dat de geweldloze doopsgezinden profiteerden.
- Hoe ging de echtmijding in zijn werk?
Mijding was een middel voor boete en inkeer. Als daarvoor het tijdstip
gekomen was, na betoonde spijt, werden de echtelieden weer aan de tand
gevoeld. Bij de harde banners betekende de straf van echtmijding dat de
echtelieden over moesten gaan tot een scheiding van tafel en bed.
- Het antwoord op de vraag of ver in Siberië, waar de taal af en toe een
Friese indruk maakt, sprake kan zijn van Mennonitische afstammelingen
is bevestigend. Er kan sprake zijn van nakomelingen van één van de twee
vertakkingen. Tot het begin van de negentiende eeuw zijn ook duizenden
Mennonieten uitgenodigd naar de Oekraïne te komen. Boven de Krim zijn
door Mennonieten vele landerijen in ontwikkeling gebracht.
- In een vraag/opmerking werd de rol van doopsgezinden vlak na de
Tweede Wereldoorlog (in 1947) bij de opvang van Russische Mennonieten
vermeld. De doopsgezinde predikanten familie Keuning speelde daarbij
een grote rol.
In zijn slotwoord bedankte de voorzitter van de Noordeinder Vermaning,
de heer De Boer, de heer Visser voor zijn zeer geslaagde lezing.
Dick Mantel
Met gebruikmaking van de schriftelijke aantekeningen van de heer Visser.
De afbeeldingen komen uit:
Piet Visser: Doopsgezinden en de Gouden Eeuw van De Rijp;
Stichting Uitgeverij Noord-Holland, Wormerveer.
143