pal aan de straat 3 grote linden, die in de oorlog opgestookt zijn. Zo was er uitzicht naar de overkant van de Tuingracht en later ook op de Kralingerbrug, een houten geelgeschilderde ophaalbrug, die vaak openging als er groenten werden aangevoerd voor verder vervoer naar Purmerend, waar een veiling was. Maar eerst stond er nog een huis op de hoek van de steeg, die naar die brug voerde, waar Plukker woonde. Die beoefende nog een heel oud ambacht n.1. dat van kuiper. Het huis was evenwel oud en liep zo nu en dan bij hoog water onder en toen hij te oud werd hebben ze het huis verlaten, waarna het werd afgebroken. Er kwam een parkeerpleintje voor in de plaats, dat uiteraard Plukkerpleintje werd genoemd. Aan de overkant van de Tuingracht was het toen altijd grote bedrijvigheid van de firma Visser, die een bodedienst met 7 vrachtschepen onderhield naar Purmerend, Amsterdam en de Zaanstreek en waarvan alle boten (die nooit zwaarder waren dan een ton of 30) Koophandel, met daarachter een nummer, heetten. Naast het woonhuis van één van de Vissers, die zelf ook schipper was (op de Koophandel 3 geloof ik) stond een opslagplaats, waarbinnen het kantoortje van Jan Visser, die de zaak administratief leidde, een plaats vond. Aanvankelijk woonden daar weer naast de Van der Stelts met dochter Annie, die op hun beurt weer woonden naast Jan Visser's gezin. Verder was er een opslagloods, die De Walvis heette en dat kon je ook zien aan de windvaan op het makelaartje dat de vorm had van een walvis. Dat alles moest de herinnering aan de rijke tijden van De Rijp met zijn walvis- en haringvangst levend houden. Al doorwandelend komt er dan een grasveld met een van gele stenen gemaakt pad, dat langs een klein woningcomplexje voert, waarvan de voordeuren te bereiken zijn door eerst een stenen trapstoep op te klimmen om zo naar binnen te kunnen. Dit was Het Klooster, eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, waar alleenstaanden met maar een klein inkomentje in gehuisvest waren. Het hele gebied was verder een gribus: Er stonden nog een van gele steen gebouwd pand dat door 2 oude vrouwtjes - ieder in hun eigen bedoeninkje - werd bewoond. Dat waren Neel Veenman en Ma Kokkes, 2 dorpstypes, beiden gekleed in lange zwarte kleren met een dito schort voor en het bij Gémesoentje al eerder gesignaleerde zwarte mutsje dat als een halve maan over het haar lag. Verder stonden er nog grote donkerbruin of zwart geteerde loodsen waarin de firma Blokdijk zijn kolen- en turfopslag had. En helemaal achteraan op de punt van het land tegen de Beemster Ringvaart aan woonde de zoon van Neel Veenman, die tuinder was. Die punt was tegelijk het begin van een oude haven, die Balkenhaven werd genoemd en die tot aan de Zuiddijk reikte. Daarover heen was een draaibaar loopbruggetje gemaakt om de 3 huisjes die een eind 128

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2005 | | pagina 12