ene kant de koopwaar werd gelegd en aan de andere kant de gewichten
werden opgestapeld. Vader Geerke kleedde zich nog net zo als men deed in
de laatste jaren van de 19e eeuw, een zwart jasje aan en op het hoofd, ook in
huis, een zwart rond petje maar dan zonder klep. Jo, die meestal niet veel
omhanden had, stond vaak op de stoep van de winkel over straat uit te
kijken, waarbij hij zijn wangen telkens opblies. Dat bezorgde hem bij ons de
bijnaam "Jokokendesnert".
Door een steeg van elkaar gescheiden was daar de winkel in
visbenodigdheden en klompen van Van Braam. Eigenlijk moet ik zeggen: van
moeder Van Braam, want vader Van Braam was arbeider bij een meelfabriek
in Wormerveer (het huidige Wessanen, maar toen nog van de Gebr.Laan).
Hun jongste zoon Willem was mijn eerste vriendje. Hij is nooit getrouwd,
heeft altijd in dat huis gewoond en de zaak van zijn moeder voortgezet en is
inmiddels overleden. Ik zag daar aan den lijve hoe een gezin moet rond
komen met bijna niets. Het aanwezige meubilair in de kamer bestond uit een
eenvoudige keukentafel met 4 stoelen, er was nog een bruine stoel met
bruine kussens, die je een gemakkelijke stoel zou kunnen noemen met een
bijbehorend tafeltje en een dressoir. Op de vloer lag bruin zeil en er stond
voor de schoorsteen een soort allesbrander. Als ontbijt kreeg Willem een
paar boterhammen, waarop als het meezat wat suiker werd gestrooid en
verder kreeg hij een geklutst ei van de eigen kippen. Verder was er pap,
nangop of een maaltijd met aardappelen en groente uit de eigen tuin. Van
vlees was zelden sprake. Enige vorm van luxe heb ik er nooit gezien. Ook van
;peelgoed herinner ik mij weinig. De wc was achter in de tuin in een klein
•chuurtje, boven de sloot en je moest je gat afvegen met stukgescheurde
'anorama's (wat nu heel symbolisch zou zijn!). In de winter geen lolletje,
vant het tochtte enorm door dat gat. Het huis is nu mooi gerestaureerd,
naar het zag er toentertijd niet uit.
Er naast in een wat beter uitziend huis met een voortuin woonde de
amilie Hamstra. Hij zowel als zijn vrouw waren geboren Friezen, uit
-olsward afkomstig, en er werd thuis nog altijd fries gesproken. Er waren 3
ochters, waarvan Yb de oudste was, gevolgd door Hennie, een
leftijdgenoot van mijn zus Bep en als jongste was er Jantine, die iets jonger
was dan ik. Het waren rustige buren. Hij was aannemer en had o.m. rond
930 de Beemsterbrug herbouwd.
En dan kwam de doopsgezinde pastorie, een breed herenhuis met een
magistrale boven- en onderdeur in het midden van het huis. Het staat er nog
onveranderd, alleen het spionnetje dat mijn vader van een oude autospiegel
bij het kamerraam had vastgeschroefd, is verdwenen. Aan de overkant was
toentertijd een overtuintje met een ijzeren spijlenhek er voor en er stonden
127