"Moge het steeds aangroeien en al grooter en grooter worden, opdat
eenmaal onze Gemeente zich in de rij kan plaatsen van die, welke zich
geheel onafhankelijk gevoelen van de Algemeene Doopsgezinde Sociëteit.
Dit is de hartelijke wens van
A.Blaauw Jzn.'
Grootvader had zijn gram gehaald. De brieven uit Warga getuigen ervan da:
hij meermalen bij Ds Vis zijn hart in heilige verontwaardiging moet hebber
uitgestort. Ik kan mij zijn gevoelens goed indenken. Maar dan is er die jongt
vriend uit Warga die hem in zijn brief van 14 December 1904, als er ir
Noordeind weer eens reden is tot vreugde, als volgt toespreekt:
"Maar ten slotte is bij al uw vreugd ook iets dat haar vergalt, de wrok tegen
de Commissie van Uitdeling en wel in het bijzonder tegen Prof. Cramer.
Oppervlakkig beschouwd, maakt deze de indruk tegen uw gemeente
persoonlijk te handelen. En dat is toch niet het geval. Ik weet beter dat
dit niet zoo is. Geloof mij!"
Helaas, ook Ds Kosters bleef niet lang, al in het jaar 1909 werd hij opgevolg
door de proponent C. Nijdam, en die in 1912 door de proponent J. Dirkmaa
Was het steeds weer de geringe salariëring die de jonge predikanten al gau\
naar een werkkring elders deed uitzien? Ds van Giessen bleef tot in het jaa
1921 predikant in de provincie Groningen, laatstelijk in Winschoten, e i
keerde daarna terug, zij het dat hij nu zowel de doopsgezinden van Nooi
deind als die van Graftdijk zou dienen (hij betrok de pastorie in Oos
Graftdijk). Hij deed dat tot zijn dood in 1934. Hij maakte zich zeer gelief i
onder zijn parochianen - en was voor mij bovendien een sympathieke oon
want hij trouwde een zuster van mijn moeder. (In November 2001 werd zij i
129ste geboortedag in familiekring in de Noordeinder vermaning herdacht
Samengaan van de gemeente Noordeind met een "partner" was onvermijde
lijk geworden, een trend die zich ook meer en meer elders zou gaan afteke
nen. En zo kreeg de door mijn grootvader zo verguisde Prof. Cramer dus toe i
zijn zin. Cramer heeft zich voor de Nederlandse doopsgezinde gemeenschap
buitengewoon verdienstelijk gemaakt. De notulen van de ADS getuigen
van zijn vele inspanningen zowel voor de opleiding van de predikanten
als voor het werk van de ADS. Hij overleed op 30 januari 1913 en werd
opgevolgd door de grote kenner van de geschiedenis van de doopsgezinden,
Prof. W.J. Kühler.
En wat mijn grootvader betreft, als hij geweten had dat zijn eigen zoon
Cornelis, mijn vader, omstreeks het midden van de 20ste eeuw die functie
van bestuurslid-penningmeester van de ADS zou bekleden - zou hij daar niet
heel "groots" op zijn geweest?
A. Blaauw
36