Ie jaren 1893 ift-Noordeind voor over had eenvoudigweg geen behoefte :nte. Nu telde de gemeenten aarboekje var jft-Noordeind, en nog afzon stijds dus nog En, denk ik zo'n drempel imerking voor schijnt als iets er op dat ook broederschap door het ADS in ook van die p. Zo kende de lersteuning u t iten. Maar het verleend zo j grootvader de ;r in Noordein d de Gemeente at zij naar de it haar daarom stemd voor het rog wel bij een iddelen van de moment? Ik tel i en 42 vrouwe n est, zegge circ a doopsgezinde JDS. En had die e Noordeinders angen feit door onverwijld een proponent te beroepen. Een ondeugend trekje kan, denk ik, mijn grootvader niet ontzegd worden. De ADS was er uiteraard niet gelukkig mee, maar streek vergevensgezind over zijn hart en bestrafte Noordeind door het subsidie terug te brengen van 400 tot 300 gulden. Een milde straf. Die nieuwe proponent was Cornelis Vis Jr, vermeld in de eerder genoemde lijst. Hij was in 1896 tot proponent "bevorderd" en aanvaardde zijn taak in Noordeind op 4 Januari 1897 - aldus het Kerckenboeck. Echter al drie jaar later, in oktober 1899, verliet hij Noordeind weer om een beroep aan te nemen in Warga in Friesland. Maar in die korte tijd was een hechte band ge groeid tussen Ds Vis en enkele Noordeinders waaronder, denk ik, vooral mijn grootouders. Dat blijkt uit de inhoud van de vrij geregelde briefwisseling die tassen hen onderhouden werd na Ds Vis' vertrek, en waarvan de brieven uit V/arga in het familie-archief bewaard zijn, zeventien lange brieven in de jaren 1900 tot medio 1907, het moment van het overlijden van mijn groot-vader (zijn vrouw overleed eerder). Maar daarmee herhaalde zich, in 1899, de situa tie van 1896, en de ADS verzocht Noordeind niet weer voor een voldongen fi it te worden gesteld. Het lukte de Gemeente met enige moeite de jaarlijkse 330 gulden toch weer gecontinueerd te krijgen zodat op 4 februari 1901 een n euwe proponent zijn ambt kon aanvaarden: het was J.H. van Giessen. Op 17 maart 1901 doopte hij zijn eerste drie dopelingen, waaronder mijn vader, Cornelis Blaauw. Maar ook deze verbintenis was maar van korte duur. In k ei 1904 aanvaardde van Giessen een beroep in Noordbroek in de provincie Groningen. En jawel, aldus grootvaders notitie: in den loop van dien zomer [1904] werd ons een schrijven gezonden door den penningmeester derAlg. DGz. Sociëteit met hetzelfde bericht van voorlopig niet te beroepen en eerst de vergadering der uitdelingscommissie af te wachten. Wederom stonden wij machteloos en moesten geduldig afwachten welk vonnis de Heeren dier Commissie over onze Gemeente uitspraken.Ons werd slechts een renteloos voorschot toegestaan van f.100,- bijaldien mits] onze Gemeente in overleg ging treden met eenen predikant van een naburige zustergemeente Daarover zou dan echter eerst ook nog overlegd moeten worden met de toenmalige voorzitter der ADS, Professor Cramer. Daarmee was de maat voor giootvader en zijn medebestuurders vol. Een krachtige inzamelingsactie onder de leden en onder naburige DG gemeenten was zo succesvol dat op 5 Februari 1905 de proponent M.J.Kosters zijn ambt in Noordeinde kon aan vaarden. De toegezegde bijdragen waren zelfs zo ruim, dat met het resterende kapitaal een reservefonds gevormd kon worden. Grootvader besloot zijn verslag, dat als inleiding tot het kasboek van het fonds moet hebben gediend, met de woorden: 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2005 | | pagina 35