verzweeg. Bernouilli schreef over de publicatie ik kan me er absoluut niet toe
brengen om mijn tijd te verknoeien met het te lezen. Leibniz ontving het boek
zonder het besteld te hebben. Hij vermoedde dat de auteur verantwoordelijk
voor het toezenden was. Het is niet uit te drukken hoe vrolijk het inkijken van
deze beschouwinge mij maakte en wat voor uitbundig gelach het mij ontlokte,
zulke onzin slaat de goede man uit.9
De heren gingen dus bepaald niet zachtzinnig met elkaar om, ontactvol
gedrag en jaloezie hadden hun sporen nagelaten. De reactie van Leibniz en
Bernouilli was ongemeen en zelfs soms onredelijk hard, maar dit verhinderde
niet dat het werk van Nieuwentijt in Nederland goed werd ontvangen. Hij was
een nationale beroemdheid geworden. Hij bracht een bezoek aan Johannes
Hudde (een wiskundige met internationale reputatie) en aan Christiaan
Huygens. Nederlandse wiskundigen volgden soms zijn methode. Op den duur
werd zijn methode door die van Leibniz verdrongen en ging hij de geschiede
nis in als een 'door Leibniz afgekraakte wiskundige'. Volgens Rienk Vermij,
die op Nieuwentijt gepromoveerd is, had Nieuwentijt dit aan zichzelf te
wijten. Nadat hij kennis genomen had van het werk van Leibniz probeerde
Nieuwentijt alleen maar aan te tonen dat diens werk minder deugde dan zijn
eigen werk. Hij wierp zich niet op onopgeloste wiskundige problemen, maar
bleef spijkers op laag water zoeken. Belangrijker dan het verder ontwikkelen
van de wiskunde was de bestrijding van Leibniz geworden. Nieuwentijt
manoeuvreerde zich in de rol van ruziemaker. Als hij zich ontwikkeld had tot
een zelfstandig onderzoeker dan hadden Leibniz en Bernouilli hem waar
schijnlijk een plaats tussen de groten gegund. Door zijn manier van optreden
maakte Nieuwentijt zich onmogelijk.10
Nieuwentijt terug in de politiek
Rond 1700 veranderde er veel in het leven van Nieuwentijt. Hij trouwde
voor de tweede keer, nu met de weduwe Elisabeth Lams uit Wormer. Zijn
vroegere tegenstander, Gerard Constantijn van Ruytenburg, was oud geworden
en overleed in 1701. Voor hij overleed wilde hij zich door zijn zoon, Reynier,
laten opvolgen. Daarvoor moest hij concessies doen. Leden van andere
facties kregen weer kans op politieke ambten. Het gevolg was dat Nieuwentijt
in 1701 weer burgemeester werd. Na de dood van Willem III in 1702 begon
het tweede stadhouderloze tijdperk. Er werd toen, bij gebrek aan een stad
houder die de keuze maakte, tussen de door de vroedschap genomineerde
kandidaten geloot: de zogenaamde boongang, het trekken van een witte of
zwarte boon. Via deze boongang werd Nieuwentijt in 1702 president
burgemeester. Daarna bleef hij, met enkele onderbrekingen, burgemeester
tot 1717. In 1700 werd hij ouderling van de Gereformeerde kerk.'1
16