Spruitjes voor Amsterdam Om aandacht te besteden aan de geschiedschrijving door middel van per soonlijke getuigenissen hebben we in het vorige nummer het stuk over de Mijzen opgenomen en in dit nummer het verhaal over het baggeren, het agrarisch bestaan en het verhaal wat hieronder volgt. Het is het verhaal van Floris Kluit over zijn belevenissen in de oorlogswinter 1943/44 en het speelt in Grootschermer. Het verhaal is eerder verschenen in 'Casa Clutia', nr 54 (voorjaar 2003), het tijdschrift van de familiestichting CluytDe dochter van Arie Kostelijk, Adri Verhulst-Kostelijk, heeft ons op het verhaal geattendeerd. Het afdrukken gebeurt met toestemming van de familiestichting 'Cluyt'. Plotseling is Floris Kluit weer terug in die oorlogswinter 1943/44. Als vijf tienjarige zoon van een landarbeider is hij van school af en een andere keuze dan werken als knecht, dan weer bij de ene en dan weer bij de andere boer, is er in de wijde omgeving niet. Floris verkoopt in december en januari spruiten op het land van Arie Kostelijk tussen Grootschermer en Noordeinde. De kopers zijn Amsterdamse handelaren op de fiets. Tweemaal per dag komen zij vanuit de hoofdstad op hun tweewieler langs bij de Noordeinder- meer. Elke rit levert hen zo'n vijftig tot zestig kilo groene kooltjes op, al moesten ze die nog wel eventjes naar de stad brengen. Twee jutezakken vol handelswaar. Een zak achterop en een ander over het stuur. 'Als je de sprui ten verkoopt, betaal ik je elke dag net zo veel als degene met het hoogste dagloon', had Kostelijk Floris aangeboden. De jongen hapte meteen toe. Hij zag het wel zitten; wachten op klanten, kisten legen in jutezakken en centen innen. Een heel wat lichter werkje dan de hele dag gebukt tussen de rijen spruitstammen te moeten doorbrengen. Arie Kostelijk had de naam een 'goede baas' te zijn. Of'een prachtkerel', zoals de nu inmiddels 74-jarige Floris Kluit hem na al die jaren nog altijd noemt. 'Iedereen wilde wel bij hem werken. Hij was toen een jaar of 25, pas getrouwd met een dochter van Knibbe en had een stuk land van z'n rijke schoonvader in pacht, maar voelde zich beslist niet 'te goed' voor hard wer ken. Bovendien, hij was aardig voor z'n arbeiders, net als Knibbe, waar m'n vader werkte. En dat gold in die jaren beslist niet voor elke boer. Je had er heuse slavendrijvers tussen zitten'. 'Aangenomen werk' De tuin van Kostelijk, aan de ringdijk, midden in het open veld tussen de twee Noordhollandse dorpjes stond die winter vol met spruiten. Het was een grote tuin. De afmetingen weet Floris niet meer, maar er werkten tien pluk- 186

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2003 | | pagina 38