TT et volgende verhaal kregen we van Jacob Brasser uit Schermerhom. 1 1 Het gaat over de manier waarop in de veengebieden in de Tweede We reldoorlog en ook nog daarna uit het veen turf gewonnen werd om te dienen als kachelbrandstof. Het verhaal speelt in de omgeving van Krommeniedijk maar de gang van zaken was op het Schermereiland waarschijnlijk niet veel anders. Verdwenen werkzaamheden die vroeger gewoon waren In vroeger jaren verwarmden vele gezinnen hun huis met een flinke kachel in de woonkamer, een kachel die ook gebruikt werd om eten te koken of op te warmen. Soms stond er in de winter 's avonds een grote pan chocola demelk op of een zakketel met water dat vanzelf ging koken en dat voor de afwas gebruikt werd. Om zo'n kachel stond dan vooral op maandag, een rekje waarop gewassen kleding gedroogd werd, maar ook nat geregende spullen doordeweeks. Zo'n kachel werd gestookt met hout of kolen. Voor het hout stond er dan een flinke houten bak naast de kachel en voor de kolen een kolenkit die gevuld werd uit het kolenhok. Het brandhout kwam van een gesloopt schuurtje of een boom die omgezaagd moest of gesnoeid. Ook werd er hout gekocht bij een sloper die huizen sloopte of op een veiling voor hout. Dit hout werd allemaal gehakt of gezaagd en netjes opgestapeld in een schuurtje of onder een afdak. In de Tweede Wereldoorlog werd dit allemaal moeilijker en stopte de aan voer van kolen door een staking in de kolenmijnen. Nu was alleen hout nog het voer voor de kachel, dus alles wat los en vast zat aan hout verdween in de kachel. Bomen verdwenen en damhekken en hekpaaltjes waren niet meer veilig. In Krommeniedijk verdween in een nacht een van de vele bomen die rond de kerk stonden. Dit zette het kerkbestuur tot denken en er werd beslo ten om alle bomen om te zagen en over het dorp te verdelen. Vooral gezin- BAGGERBEUGEL OM VEEN TE BAGGEREN Gebreid net 8 of 10 knoops, de knopen gaven de grootte van het net aan 178

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2003 | | pagina 30