gens bij gedaagde een firmant van de orgelbouwfirma Gebr. Van Vulpen te
Utrecht. Deze firma bood aan het orgel voor f 12000.- te kopen. Met deze fir
ma werd volledige overeenstemming over koop en verkoop van het orgel be
reikt. De firma verplichtte zich een koopprijs van f 12000.- te betalen en ge
daagde het orgel aan deze firma te leveren. Het orgel werd in September te
Utrecht geleverd, zodat deze firma daarvan thans eigenaresse is'. Zijn de argu
menten van Haveman overtuigend? Het is aan de lezer om dit te beoordelen.
Het vonnis d.d. 15 october 1953 van de Arrondissements Rechtbank in
Alkmaar is vernietigend: de rechtbank 'ontzegt de primaire vordering (de leve
ring)'; 'verklaart ontbonden de tussen partijen gesloten overeenkomst van
koop en verkoop op grond van wanprestatie, door de gedaagde (de doopsge
zinde gemeente De Rijp; gepleegd; veroordeelt gedaagde om aan eiseres (de
N.P.B.) ter vergoeding van de schade te dier zake voor eiseres ontstaante
betalen een bedrag als vergoeding van kosten, schaden en interessen....'. De
N.P.B. had de levering van het orgel aan haar geëist (de primaire vordering),
dat ging dus niet door. Maar de doopsgezinde gemeente De Rijp werd
beschuldigd van wanprestatie en veroordeeld tot betaling van een
schadevergoeding.
De Doopsgezinde Gemeente De Rijp gaat in hoger beroep. Op 7 april, 14
april, 21 april, 25 mei en 23 juni wordt de zaak verschoven naar later datum
en eindelijk op 1 september 1954 valt de beslissing: 'geroyeerd op verzoek van
p.p. (=partijen). De N.P.B. en de doopsgezinde gemeente De Rijp hebben de
zaak onderling geregeld. De doopsgezinde gemeente zal de N.P.B. een scha
devergoeding van f 9000.- betalen voor het niet leveren van het orgel.
Aan het bereiken van dit akkoord is een heel intensief overleg vooraf ge
gaan.
Het overleg wordt op gang gebracht door de Algemeene Doopsgezinde
Sociëteit Amsterdam
De Algemeene Doopsgezinde Sociëteit Amsterdam speelt een belangrijke
rol. Deze stuurt op 5 mei 1954 een brief aan de kerkenraad van de Doopsge
zinde Gemeente De Rijp: 'namens Mr Craandijk deel ik U bij deze mede dat
het overleg inzake de orgelkwestie a.s. Maandagavond (10 Mei derhalve) zal
plaats hebben. Wij verwachten dan een afvaardiging van Uw kerkeraad in de
Singelkerk. Te omstreeks half acht zullen daar ook de vertegenwoordigers van
de N.P.B. aanwezig zijn'Op 22 juli 1954 meldt de N.P.B. afdeling Utrecht dat
het toegezegde bedrag binnen is en dat de affaire tot het verleden behoort en
op l sept. 1954 bevestigt de rechtbank deze conclusie.13
161