raakt. Maar het belangrijkste kenmerk was dat dergelijke op het oog gave vondsten nooit op het vuur hadden gestaan. Ze waren blank en ongegla zuurd. In tegenstelling tot de fragmenten van gebroken exemplaren, die wel allemaal beroet en zwart ingebrand waren door het gebruik boven het keu kenvuur. Conclusie: de pottenbakker had die blanke maar overigens ongeschonden exemplaren zélf in de afvalhoop gekieperd, omdat ze met scheve oren en dito pootjes niet verkoopbaar waren. Conclusie twee: die pottenbakker zal er geen mijlen mee hebben gelopen om ze weg te kieperen; hij moet vlak bij zijn afvalkuil hebben gewoond en gewerkt. Die gevolgtrekkingen zijn niet door oom Jan zelf gemaakt; ze werden hem "aangeleverd" door deskundigen die hem bezochten en aan wie hij zijn bo demvondsten vertoonde. Daartoe had hij zijn voormalige koestal eigenhan dig tot zijn museum ingericht. Op die bezoeken en de loftuitingen die er, te recht, uit voortkwamen was oom Jan echt wel twee beetjes trots. Zelf had hij ook nog een merkwaardigheid ontdekt. De diepe kuil die en kele kubieke meters inhoud had, lag weliswaar vlak naast de brede sloot waar Graft waarschijnlijk zijn naam aan heeft te danken. Toch kwam er geen drangwater uit die sloot in "de mijn" van oom Jan. Hij had er wel een klok- pomp in staan om droge voeten te houden tijdens zijn graaf- en zoekwerk, maar die hoefde alleen in werking te worden gesteld als het flink had gere gend. Blijkbaar was de smalle dam, die tussen sloot en kuil was blijven staan, sterk genoeg om niet alleen de waterdruk van buitenaf te kunnen weerstaan, maar ook nog eens zo waterdicht dat er geen lekkage optrad. Het moet, achteraf beschouwd, toch wel een leemachtige substantie zijn geweest, waar deze waterkering van oom Jan uit bestond. Misschien wel de grondstof waaruit de pottenbakker zijn producten heeft gewrocht. In dat geval zou zijn weggooien van misbaksels op de plaats van her komst een vorm van "recycling-avant-la-lettre" zijn geweest. Maar nu ben ik aan het speculeren. Dat hoeft niet. Het verhaal - zeg maar het "avontuur" - van oom Jan was zonder speculatie al mooi genoeg en waard om voor de toekomst te worden opgetekend. Hetgeen bij deze is geschied.. Cor Booy PS: De notulen van de OHV, in deze Chronyke fragmentarisch weergegeven, ver melden de datum waarop oom Jan's overlijden in het bestuur werd gememoreerd. De erfgenamen van oom Jan hebben zijn gerestaureerde en gave bodemvondsten na familieberaad verdeeld in de familie, maar ook het museum er goed mee bedacht. Zo houden we óók de nagedachtenis aan oom Jan Blaauw in ere. 78

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2003 | | pagina 30