Omstreeks 1900 was de schommelwieg
door een groot deel van de bevolking afge
schaft en rond 1920 grotendeels verdwe
nen.
De kraamzorg in die tijd was in handen van
een baker. Dit was meestal een oudere
vrouw die zelf ook kinderen had. Zij had in
haar leven ervaring opgedaan met het ver
zorgen van moeder en kind. (Een klein de
tail: haar loon bestond uit fooien van
kraamheer en kraambezoek). Zij had haar
eigen recepten voor babyvoeding en baker
de het kindje in.
Het bakeren of aankleden van de baby vin
den wij tegenwoordig barbaars. Het hum
meltje werd namelijk in doeken gewikkeld.
Eerst werd het in een grote linnen doek ge
pakt, deze doek bedekte het hoofd en het hele lichaam. Daarna werd dit met
wikkelbanden (een soort zwachtels van verschillende breedte) omwonden.
Dat inwikkelen was nodig om: opgelopen kneuzingen tijdens de geboorte te
genezen, een goed gevormd lijfje te krijgen, het kindje te beschermen tegen
stoten en ander kwetsuren.
Hoewel deze methode van aankleden in de rest van Europa verdween in
de negentiende eeuw, bleef het op het platteland van Nederland tot in de
twintigste eeuw in gebruik.
Ook maakte de baker in de tijd van Leentje waarschijnlijk gebruik van de
vuurmand.
De vuurmand was een mandvormig gestel met bandijzer dat gevuld kon
worden met kooltjes vuur. Over de mand heen was een half bovenstuk ge
vlochten. Hierop konden de natte doeken of de kleertjes worden gedroogd.
Onder de mand werd pap of melk warm gehouden.
Wanneer de baker de doeken te haastig om het kindje wikkelde sprak
men van "te heet gebakerd".
Men dacht zelfs dat dit dan later in het karakter van het kind tot uitdruk
king kwam.
Zo ziet u maar: twijfel bestaat door de eeuwen heen, dus zullen er veran
deringen blijven tot in lengte van dagen en maar hopen dat we de geschiede
nis gebruiken om het in de toekomst beter te doen.
Nu geef ik graag de pen door aan Jan Lieverse.
Alie Mulder.
146
Museutï Bulletin