grote invloed op de economische ontwikkeling moet hebben gehad. Aan de
oostkant van het Schermereiland werd eerst de Beemster ingedijkt van 1608
tot 1612. Noordeind bleef toegankelijk vanuit het Noordermeer (later het
Noordeindermeer genoemd). Het Noordermeer kon bereikt worden via de
vaart die recht tegenover Noordeind, bij de Grafter overtoom, uitmondde in
het water van de Schermer. Vanuit de Schermer liep de verbinding met de
Zaanstreek via de Vuijle Graft en het Stermeer. In 1634/1635 ging ook het
water van de Schermer voor vervoer verloren.
De voortzetting van de Glopdijk, eens opgeworpen ter bescherming tegen
het water van het voormalige Sapmeer, verdeelde Noordeind in de hoge zij
en de lage zij. Naast de dijk liep een vaart die ontstaan was bij het opwerpen
van de dijk. Op de hoge zij stonden achter de huizen de bedrijfsruimten, geo
riënteerd op het water. Op de lage zij stonden naast huizen ook veel bedrij
ven.
Waar leefde men van?
Rond 1650 was het in Noordeind een bedrijvig geheel. Ongeveer 540 in
woners telde Noordeind toen, die niet met agrarische, maar met industriële
werkzaamheden in hun levensbehoeften voorzagen, daarbij hun producten
vrijwel uitsluitend over het water vervoerend. Verder waren er veel zeevaren
den in Noordeind. De inwoners werkten voornamelijk bij toeleveringsbedrij
ven voor de scheepvaart, met name voor de walvisvaart. Bij de toeleverings
bedrijven, waarvan de touwslagerij op de
lijnbaan en het taanhuis de belangrijkste
waren, werden scheepskabels en touw
werk gemaakt. Dit gebeurde op de touw-
slagerijen, waarbij vlas gebruikt werd dat
uit de Oostzeelanden kwam. Belangrijk
waren ook de bedrijven die het tanen (het
weerbestendig maken, later het teren) van
het touwwerk verzorgden. Verder werden
er zeildoek en scheepsvaten gemaakt en
taan (een geel-bruine beschermende verf,
gemaakt van eikeschors) geproduceerd en
Plattegrond van Noordeind, o. a. gebaseerd op
de kadastrale kaart van 1832
(uit het artikel van Prof. Dr. A. Blaauw)
123