De zerkenvloer van Graft.
Enkele jaren geleden stond ik eens op de preekstoel in West-Graftdijk,
om de mensen die daar op die avond waren bijeengekomen iets te ver
tellen over het leven van de Graftdijkers in de zeventiende eeuw. Dat was
de tijd waarin Oost- en West-Graftdijk zich kerkelijk los mochten maken
van Graft, zodat ze samen een predikant konden beroepen. De keus viel op
Willem Grasmeer, die in 1644 de gecombineerde gemeente kwam bedienen.
Veel plezier hebben de dominee en zijn kudde niet aan elkaar beleefd.
Grasmeer was nog maar kort in dienst, toen zijn eigen vrouw hem beschul
digde van overspel met Trijn Simons, echtgenote van Jelle Jacobsz., de
schoolmeester van Westgraftdijk. Het heeft zijn reputatie zo geknakt, dat de
dominee zich op deze standplaats niet langer kon handhaven. Grasmeer
vertrok in 1650 naar Amerika. Hij heeft het Schermereiland niet terug
gezien.
Toen ik deze gebeurtenissen daar in de kerk van West-Graftdijk besprak,
heb ik ook mijn eigen oordeel over de zaak gegeven. Ik zei overtuigd te
zijn, dat de uitgebrachte beschuldigingen tegen Trijn Simons en Willem
Grasmeer vals waren. In de pauze kwam ik van de preekstoel af. Het eerste
dat ik beneden op de kerkvloer zag was een grafsteen. Ze dekte het eerste
graf, dat in de zeventiende eeuw in dit kerkgebouw gedolven was: de laats
te rustplaats van Trijn Simons, in leven echtgenote van Jelle Jacobsz., en
gestorven in het jaar 1650. Plotseling kwam het verleden heel direct op mij
af, alsof de jonge schoolmeestersvrouw mij nu zelf ter verantwoording riep.
Gelukkig hoefde ik mij tegenover haar niet te schamen. Na zoveel eeuwen
was haar levensverhaal hier opnieuw verteld, en ik had haar goede naam
gehandhaafd.
Zo brengt één enkele grafsteen in herinnering wat wij aan de vorige
generaties verschuldigd zijn, namelijk dat wij recht zullen doen aan de
gestorvenen. Zo regelrecht als in het geval van Trijn Simons ben ik er
zelden bij bepaald, maar iets van dat gevoel was eerder al eens bij mij
boven gekomen toen ik voor de eerste maal rondliep op de zerkenvloer van
de vroegere kerk van Graft. Daar waren ze dan ineens allemaal, die mensen
die ik in de archieven zo goed had leren kennen: Jan Muurlinck de meester
chirurgijn en zijn zoon Andries, Cornelis Jansz. Schol die zo dikwijls sche
pen is geweest, secretaris Meyndert Salm, regerend ouderling en tabaks
handelaar Abraham Jansz. Bestevaer, en niet te vergeten Grafts beroemdste
vrouw, de even eigenzinnige als vrijgevige Anna Jans Sappes. Het hele ze-
ventiende-eeuwse leven van de banne van Graft lag hier bij elkaar, als een
monument dat door het verleden zelf geschapen was.