hebben gefungeerd, met de blauwe vlag in de top van een molenroede, aan
de instandhouding van het vlag-en-lamp-systeem hebben bijgedragen.
Pas toen hier en daar watermolens werden vervangen door stoom- en
andere gemalen, verrezen de seinmasten in het landschap Zo ook de
hoofdseinmast te Spijkerboor, die de plaats ging innemen van een der
watermolens van de Starnmeer.
Dat gebeurde in 1883. Op 21 april dat jaar werd te Alkmaar in hotel
"De Toelast" aan de Langestraat de aanbesteding gehouden door dijkgraaf
en hoogheemraden van Uitwaterende Sluizen, van "het leveren en stellen
van drie seinpalen met toebehooren, op aan te wijzen plaatsen in de Beem-
ster, Wijde Wormer en Starnmeer".
In 1875 had het polderbestuur van Starnmeer en Kamerhop al besloten
de molengang bij Spijkerboor te laten slopen, omdat in 1873 het stoom
gemaal tegenover Oost-Graftdijk in gebruik was genomen. Aannemer
Jb. de Boer van Oostzaan sloopte de twee Spijkerboorse molens voor totaal
1450.
Er moest dus een seinpaal voor in de plaats komen. Dat werd een echte
paal, van grenenhout, rond en recht en 24 meter lang. Daarvan verdween
2,50 meter in de grond. Die eerste seinpaal was aan de top 18 cm dik en op
maaiveldniveau 40 cm. In de top was een zgn. rammelschijf van gietijzer
(katrol) bevestigd, 4 cm dik en 40 cm diameter. Om daar bij te kunnen ko
men, was de paal voorzien van klimklossen, van 8 bij 9 cm, op onderlinge
afstanden van 30 cm, die elk met drie "taaie spijkers" van 15 cm. aan de
mast waren bevestigd.
Is de tegenwoordige seinmast gefundeerd in beton, dat allereerste hou
ten exemplaar moest, zoals vermeld 2,5 meter in de grond verankerd. En
wel op een zandbed, dat werd aangelegd in een kuil van 3 bij 3 meter in het
vierkant en 3 meter diep. Op de zandlaag van cicra 50 cm dikte werd een
laag van 14 denneribben gelegd, van 1,5 meter lengte en 10 bij 15 cm. dik.
Het ondergrondse deel van de mast was voorzien van een dubbel kruis
van vier denneribben; twee van 2 meter en twee van 2,5 meter lengte; inge
laten in de mastvoet en met duims dikke bouten daaraan bevestigd.
Drie schoorkabels van 18 meter moesten verhinderen dat stormwinden
de seinmast zouden omblazen.
Uiteraard moest er een inrichting geconstrueerd worden waarmee de
seinvlag en de seinlantaarn in top konden worden gehesen. Dat werd een
wind-as van beukenhout, 18 cm. middellijn, compleet met slinger en verde
re toebehoren van ijzer.
Om het geheel naar behoren te kunnen laten werken was langs de mast
een geleiding aangebracht, bestaande uit een grenen rib van 8 bij 2 cm,
10