worden belegd en uit de renten zouden dan de onderhoudskosten betaald
moeten worden.13»
In een circulaire van juni 1854 werden alle landeigenaren in de Scher-
meer door het polderbestuur geïnformeerd over de stand van zaken en
werd hen tevens gevraagd op het bijgevoegde biljet de vraag "wel of niet
eens met de voorstellen van het polderbestuur over de aan te leggen weg",
met ja of neen te beantwoorden en ze daarna bij de Dijkgraaf te bezorgen.
De niet-terugontvangen biljetten zouden als een stem vóór het bestuurs
voorstel worden beschouwd.141
De uitslag werd op 15 juli 1854 bekend; de overgrote meerderheid had
zich vóór de aanleg van de Schermerweg uitgesproken en was dus bereid
aan het onderhoud mee te betalen. Per brief van 16 september 1854
liet het College van Dijkgraaf en Heemraden de gemeente Alkmaar weten,
dat het gemachtigd was een overeenkomst met haar aan te gaan, op
basis van het Raadsbesluit van 29 maart 1854. De eerste termijn van
de toegezegde fl. 10.000,- zou worden voldaan, zodra de straatweg zou
zijn opgeleverd, terwijl men de keuze van de kanaalzijde voor de weg
aan de gemeente Alkmaar overliet.
Inmiddels had de vergadering van Hoofdingelanden op 30 augustus
1854 besloten, dat, in het geval de Noordervaart van een straatweg zou
worden voorzien, er binnen vijf jaar ook een straatweg langs een der zijden
van de Zuidervaart zou worden aangelegd en dat deze op dezelfde voet zou
worden onderhouden.
25 Oktober 1854 stuurden B W de Raad het concept-bestek en een uit
gebreid overzicht van de begroting van de kosten van de aan te leggen
Schermerweg. Deze was geprojecteerd langs de zuidzijde van de Noorder
vaart tot aan de IJzeren Brug (thans Rustenburgerbrug) om vandaar af langs
de noordzijde verder te gaan over de dijk langs de vaart tot aan de brug bij
Schermerhorn. De breedte zou drie el en vijf duim binnen de kantlagen be
dragen. Men had voor de wisseling van oever gekozen, omdat aan de zuid
zijde zowel de Zuidervaart als de Menningweerweg op de aan te leggen
nieuwe weg zouden kunnen worden aangesloten en omdat bovendien de
kerkbuurt en de kerk aan die zijde van de Noordervaart gelegen waren.'5)
Met inbegrip van de aansluitingen van wegen en bruggen werden de uitga
ven op fl. 55.910,- beraamd, de door de polder toegezegde fl. 10.000,- daar
bij inbegrepen.16' Besloten werd een geldlening van fl. 56.000,- aan te gaan,
waarvoor evenwel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten was vereist. Na
het plaatsen van enkele kritische kanttekeningen, werd die goedkeuring
verkregen. Wat de eveneens aangevraagde financiële ondersteuning betrof,
lieten Gedeputeerde Staten weten, dat zij zeer met de plannen ingenomen