bestuur kwam en bleef de verantwoordelijkheid voor het onderhoud ver
deeld over de drie dorpsbesturen.
De gevolgen van de drooglegging van de Beemster
De volgende mijlpaal in de geschiedenis van de Mijzen was de droogleg
ging van de Beemster in 1612. Voor 1612 liep aan de noordzijde van
de Mijzen een klein slootje onderaan de Walingsdijk, waarover je met een
plank vanaf de Walingsdijk in de Mijzenpolder kon komen. Bij de inpolde
ring van de Beemster werd met de 'bedijkers' van de Beemster overeenge
komen dat er een nieuw ontwateringskanaal gemaakt moest worden. Dit
ontwateringskanaal kwam te liggen langs de Walingsdijk en liep vanaf de
Schermer (het meer) bij Ursem via Avenhorn naar de Zuiderzee.231 Het smal
le slootje werd dus verbreed tot een brede vaart (de Ursemmervaart). Aan
de kant van de Mijzen werd land onteigend om een nieuwe kade te kunnen
maken. Tevens moest de Walingsdijk beschoeid worden en kwamen er twee
bruggen: de Fenisserbrug bij Avenhorn en de brug aan het eind van de
Vrouwenweg. Een tweede watermolen werd geplaatst waar nu het electri-
sche gemaal staat, vlakbij de banpaal aan de noordkant van de Mijzen. Het
nieuwe ontwateringskanaal zorgde voor veel getrouwtrek tussen de Beem
ster enerzijds en Ursem en de Mijzen anderzijds. Pas in 1616 werd er een
accoord bereikt waarbij de Beemster de bouw van een derde brug over de
Walingsdijk (de Jan Vetsbrug bij Ursem) toezegde en de betaling van een
schadevergoeding van 22.575 gulden in drie jaarlijkse termijnen. Ursem en
de Mijzen moesten de beschoeiing en de bruggen onderhouden terwijl de
Beemster verantwoordelijk bleef voor de Mijzenkade. Tussen Ursem,
Oostmijzen en Schermerhorn was het nog steeds geen koek en ei: in 1623
werden zij het eindelijk eens over de verdeling van de 22.575 gulden.241
De Braak en het jaagpad
De Braak, het meertje langs de Walingsdijk dat ontstaan was bij een
doorbraak van de Walingsdijk tijdens de Allerheiligenvloed van 1570, werd
vanaf 1620 met bagger uit de Ursemmervaart dicht gegooid. Het officiële
octrooi van de Staten daarvoor dateert uit 1623.251 In 1658 werd door de
Staten een octrooi verleend waarin werd vastgesteld dat de Ursemmervaart
deel uit zou maken van de trekvaart tussen Hoorn en Alkmaar.261 De Mijzen
kade mocht als jaagpad gebruikt worden. Hiervoor moest door de steden
een vergoeding van 165 gulden per jaar betaald worden aan de Beemster.
Er werd bovendien bepaald dat de kade onderhouden zou worden door
Alkmaar en Hoorn.271 De banpaal die nu nog aan de noordkant van de
Mijzen staat was de grenspaal voor dat onderhoud.
153