500 gld en zoo ze nog eene kerk hadden 50 gld daarboven. Zij die
vier kinderen hadden, bekwamen ook nog 50 gld. In den eersten tijd na de
Hervorming was dit salaris 200 gld, en kon de weduwe bij overlijden van
den predikant een half jaar tractement ontvangen. De Staten begrepen te
goed, wat hier voor gedaan moest worden vandaar een minimum gesteld.
Dat men in die tijden streng in de leer was, blijkt uit de acten van den
kerkeraad aangaande de censura morum. Het zou ons te ver voeren, daar
uit mededeelingen te doen.
Een kerkeraads besluit van dien tijd doet ons zien, dat
"de uytdeelingen van gemeene provisie aen armen, welcke de
Diaconen der ghemeente J.C. tot Craft onderhouden, sal geschieden
in de kerckekamerconform de ordere van andere en oock nabuerige
kercken, ten sodanighen tyt en ure als de Broederen Diaconen daer in
met malcander sullen accordeeren, het noodighste ende profijtelyckste
te wesenwelcke resolutie met eenparighe stemmen genomen ende
besloten is" (kerkeraad, feb 1649).
Daar de kerk weinig vaste goederen als landerijen bezat, en ook niet
veel obligaties had uitstaan, moest er voor de armen wel gedurig collecte
gedaan worden. Wel was het eene verlichting voor de kerkelijke administra
tie, dat de burgelike gemeente de gebouwen onderhield. Vóór de droogleg
ging van het Starnmeer, waarin deze kerk later bij bedijking van een' halven
kavel of vijf bunders land heeft gekocht, - één kavel land werd bij bedijking
verkocht voor 500 gulden - had ze maar anderhalf bunder land, en nog wel
verdeeld over twintig perceeltjis.
Een resolutie d.d. 26 Nov, 1659 geeft ons eenigszins een overzicht van
den geldelijken toestand der Grafter kerk. Het betreft een verzoek van kerk
meesters met consent van Schepenen vroedschappen te doen aan de Sta
ten van Holland en Westfriesland om eenige kerkelanden der Grafterkerk,
gelegen in de Grafter en Rijper bannen, te mogen verkoopen mits dat de
penningen daarvan komende, belegd zullen worden op 't Gemeene Lands-
kantoor, en wel tot meer voordeel. Ook werd goedgevonden tegen een vast
gesteld bedrag eenige erfpachten af te koopen, die de v.n. kerk van eenige
particulieren is competeerende.
Aan fondsen der Diakonia was in 1630 niet meer dan 1737 gld. aanwezig
en twintig jaren daarna ruim 3000 gulden. Hoewel niet toereikend om alle
uitgaven te dekken, was er nog eene andere bron, waaruit geput kon wor
den, alleen bij buitengewone gevallen n.1. het fonds van den Extra Buydel.
In het jaar 1631 werden zelfs de onkosten van Avondmaal door de kerk
voogden te bezwarend gevonden om uit diens kas te betalen, en ried men
136