mee de duinen zijn opgebouwd, afkomstig is van zandbanken of onderwa terdelta's voor de kust van Zuid-Holland, die zouden zijn ontstaan door de inwerking van zand- en waterstromen evenwijdig aan de kust en andere loodrecht daarop, voor de zeegaten. Opnieuw zou zich toen een zoetwatermeer hebben gevormd, zodat wederom vorming van laagveen mogelijk werd. Zo. ontstond het laagveen waarop de bevolking in het midden van Noord- en Zuid-Holland leeft. On geveer van de Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg af, tot aan de lijn Alkmaar Oudendijk. Boven die lijn heeft zich, door grote gaten in de duinenrij en van zee uit aangevoerd, nieuwe zeeklei op het laagveen kunnen afzetten. De dikte van de nieuwe veenlaag is/was even groot als de diepte van de droogmakerijen. Het is niet aan te nemen dat deze veenlaag geheel aaneengesloten is geweest. Er zullen zich kreken in hebben gevormd, door de afvloeiing van regenwater. Het veen, aanvankelijk gevormd door het veenmos, is een slappe specie waarin de kreken door invloed van wind en storm zich gemakkelijk konden uitbreiden tot plassen en meren. Eén van die plassen in Holland's Noorderkwartier was het Starnmeer, met een "hop" als uitloper in het noordoosten, het Kamerhop. Het Starnmeer zal aanvankelijk een kleine plas zijn geweest, die naar het oosten toe niet zo ver reikte als ten tijde van de droogmaking. Er be vond zich een langgerekt eiland in het meer, het "Eylant van Waert", zoals het op de kaart staat afgebeeld die door de landmeter Nicolaas Stierp is ge tekend na de droogmaking. Het eiland liep parallel aan de oostelijke oever en was waarschijnlijk een voortzetting van het Markerveld, als westelijke oever van de Zaan, toen deze nog niet door de Noorddam te Oost- Knollendam was afgedamd. Voor die afdamming vond het water van de Zaan een uitweg langs het Kamerhop en het Spijkerboor in de Bamestra, het latere Beemstermeer. Het lijkt aannemelijk dat aldus de toestand was in de tijd dat in het midden van Noord-Holland de eerste tekenen van bewoning verschijnen. Dat was omstreeks het jaar 1000. De oudste berichten van bewoning vindt men in een charter van 1083. Het is weliswaar een vervalsing gebleken, maar het heeft niettemin waarde doordat in zo'n charter geen plaatselijke gesteldheid gefantaseerd kan wor den en geen namen genoemd kunnen worden die niet hebben bestaan. In het charter wordt vermeld dat graaf Dirk II aan het klooster van Egmond een hoeve schonk "junta flumen Bamestra", dat wil zoveel zeggen dat die hoeve was gelegen aan de Bamestra, wat dus nog een stroom was en geen meer. 89

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2000 | | pagina 5