een boek te schrijven. Dat boek is nooit verschenen, maar
de handgeschreven tekst ervoor is wel bewaard, zij het niet
gemakkelijk leesbaar. Intussen wél overgetypt en op disket
te gezet.
De bedoeling is dat de - complete - tekst van ruim honderd
pagina's zal worden afgedrukt en een plaats krijgt in ons
archief en in het regionaal archief te Alkmaar, als onderdeel
van de archivalia van het voormalige Waterschap Starnmeer
en Kamerhop.
Duizenden jaren geleden waren het noorden en westen van ons land
zee. Die zee bedekte de helft van het tegenwoordige Nederland tot de
denkbeeldige lijn die de grens vormt van de klei en het laagveen aan de ene
en het zand aan de andere zijde. Ongeveer op die lijn liggen de plaatsen
Groningen, Dokkum, Steenwijk, Hilversum, 's Hertogenbosch en Bergen op
Zoom.
Nadat de zee had plaats gemaakt voor een ondiep zoetwatermeer, werd
er de vorming van laagveen mogelijk. Dat is niet het laagveen wat ons nu
omringt, maar het veen op grotere diepte.
Toen de bodem daalde of de zeespiegel steeg, verdween de gunstige
voorwaarde voor veenvorming. De zee, die weer toegang kreeg, zette klei
af. Het is de blauwe zeeklei, waaruit de bodem van onze droogmakerijen
bestaat. Het zand, waarmee de klei hier en daar wordt afgewisseld, werd
aangevoerd door de rivieren.
Daarna begon een nieuw tijdperk in de vorming van de bodem in het
westen van het land. Het tegenwoordige Nauw van Calais tussen Engeland
en Frankrijk ontstond. Dat was omstreeks tweeduizend jaar voor het begin
van de huidige jaartelling.
De duinen: verweerd graniet
Door verwering van graniet, nog meer naar het westen toe, waren
ontzaglijke hoeveelheden zand vrij gekomen, die via het Nauw van Calais
de Noordzee in gestuwd werden. Uit dit materiaal is de duinenrij van ons
land opgebouwd. Aldus de beschouwing van ir. F.J.Faber in "De geologie
van Nederland".
Hiervan afwijkend is de "Korte beschrijving der uitkomsten van onder
zoekingen in de Hoofden en langs de Nederlandsche Kust", door dr.ir. Joh.
van Veen in het tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, mei 1937.
Van Veen ontkent dat grote hoeveelheden zand hun weg door het Nauw
van Calais gevonden kunnen hebben. Hij is van mening dat het zand waar-
Evert Besse Jz.,
omstreeks 1930
88