Zomeravondwandeling
De Knevelaar
Zoals vorige jaren zal de Oudheidkundige Vereniging Graft-De Rijp
ook dit jaar weer op de "langste dag" (woensdag 21 juni), een histori
sche wandeling houden.
We zoeken het deze keer buiten de gemeentegrenzen van Graft-De Rijp
en richten onze schreden naar Edam; daar zullen we door twee gidsen van
de Oudheidkundige Vereniging Edam worden rondgeleid.
Verzamelpunt: voor het Damhotel, Damplein te Edam (tegenover het
VW).
Start wandeling om 19.30 uur.
Deelname is gratis.
Heeft u eventueel een probleem met vervoer vanuit De Rijp naar Edam
meld dit dan aan: Guus Collewijn, telefoon 673434 misschien is er een
oplossing voor te vinden.
Een vroeg voorbeeld van een Hollandse poldermolen met drie schepraderen
Scheprad en vijzel
Het eerste molentype dat - vanaf het begin van de 15e eeuw - gebruikt
werd voor het droog houden van ons land, was de met een scheprad uitge
ruste wipmolen (Afb. 1). Ook de latere bovenkruiers waren in het begin met
een scheprad uitgerust. Zo'n scheprad was doorgaans 40-60 cm breed. De
diameter kon wel 5,5 m bedragen. Met een scheprad kan het water echter
maximaal 1,80 m worden opgevoerd. Voor een droogmakerij, waarbij het
water meer dan 1,80 m opgevoerd moet worden, zijn dus enkele (2 tot 4)
achter elkaar geplaatste molens nodig: een molengang. Behalve de maxi
male opvoerhoogte is natuurlijk ook van belang hoeveel water de molen
per uur of per dag uit kan slaan: de capaciteit. Deze hangt onder meer af
van de grootte van de molen, de constructie van het scheprad en het te
overbruggen niveauverschil.
De heruitvinding van de vijzel in 1634 door Symon Hulsebos en de intro
ductie van de vijzelmolen, die het water tot ruim 3,5 m op kon voeren,
vormden een aanzienlijke stap vooruit. Toch heeft de vijzel niet overal het
scheprad verdrongen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de verder gaan
de ontwikkeling van het scheprad.
51