jry~(
Graft. Een
le werd zo
telling van
ltipels zijn
iet publiek
°en rij aan
'st aardap-
Althans zo
eerecorder
nderstaan-
i )i Unt
AAUGEAA-RPE AAie-DAPPEIUE NJ OF> EEN VELD M MET" OUWELAND -
JD. 2«oo
Geen con-
kerijen de
ns recht in
dige veen-
/an piepers
linders be-
:n brok ter
over stuk
gen dat op
de twee ja-
elen, uien,
pelen weer
il maanden
verden met
aanaarden
id zijn voor
Tientallen knollen onder een "stoel", zoals onze plant wordt genoemd.
Er waren altijd wel ziektes die onze groei bedreigden. De beruchte phitoph-
tora, bladrol en bont. En vergeet niet de speciaal uit Amerika overgekomen
Coloradokever, de hufter. Maar we hebben ondanks alles standgehouden.
In de zomer was het altijd "piepers rooien" geblazen. Met een vastge
stelde rooidatum als limiet. Dat was een mooie tijd. Dan kwamen we uit de
grond. Heel vroeger werd er gerooid met het "graaffie". Jaren daarna kwam
"de lichter' het werk makkelijker maken. Weer later deed de rooimachine
zijn intrede.
In alle drie de stadia moesten wij met de hand in kratten of kisten
worden gedaan. Honderden mannen, vrouwen, jongens en meisjes deden
het oogstwerk van 's morgens zes tot's avonds zes, twaalf uur rond.
Na gerooid te zijn werden we tijdelijk in "kuilen" op het land bewaard,
afgedekt met stro en grond. In de nazomer en herfst werden we met de
motorvlet naar de aardappelhut gebracht.
Naar de ABC, de AardappelBewaarCentrale, gingen de roomse aardap
pels. Naar de 'OAB, Ons Aller Belang, de protestantse. Tussen de ABC en de
OAB is het nimmer tot een aardappeloorlog gekomen. Gelukkig maar, want
zoiets is nergens goed voor.
In de "hut" werden we bewaard tot het tijdstip van verkoop. Op maat ge
sorteerd werden we verkocht. De maat 35 tot 40 was de beste. We werden
71