er in dat jaar al twee molens stonden, die qua plaats en waterverbindingen
overeenkwamen met de dubbel uitgevoerde molens op de kadastrale kaart
van 1825. In verband hiermee is het interessant dat zich in het archief van
De Vier Noorder Koggen een bestek bevindt uit 1633/4 voor een achtkante
watermolen, die volgens de titel met twee schepraderen zou worden uit
gerust.4 Het gaat daarbij om een molen waarvan er vermoedelijk twee
exemplaren gebouwd zijn. Het bestek verwijst bovendien naar een op dat
moment in die buurt al gebouwde dubbele watermolen: die van Louweris
Gerrytssen, staende op te groote colck aen 't Zijdwerk. Er is echter een voor
ons nog onverklaarbare discrepantie tussen de titel van het bestek, die ex
pliciet over een watermolen met twee schepraden en over een dubbelde mo
len spreekt en het bestek zelf dat een molen met één scheprad beschrijft.
Nader onderzoek in het polderarchief van De Vier Noorder Koggen naar dit
aspekt van de bemalingsgeschiedenis zou interessante gegevens op kunnen
leveren.
Ook voor de polder Het Grootslag bij Enkhuizen weten we redelijk zeker
dat er al in de 17e eeuw molens met twee schepraderen hebben gestaan.5 In
Afb. 4 - Het gebied ten zuiden van Medemblik in 1825. Tussen De Kleine Vliet en de
Zuiderzeedijk staat rond drie kolken een tiental molens. Twee van deze molens (op
het kaartje aangeduid met de nummers 6 en 8) zijn uitgevoerd met vier in plaats van
twee watergangen. Tekening op basis van het kadastrale minuutplan van 1825.
58